OUDE DAG
Hoor de muziek der krakelingen
Die door het jichtig zwerk verwaait:
Hoe kreunende gewrichten zingen
Terwijl de fom voorgoed verfaait!
Zo zoet verklingelen de knoken,
Zo heerlijk swingt het rimp’lend vel
Dat waar gevoel steeds heeft ontbroken
Nu tranen vloeien – o jawel!