Gekaapt 3

G

4

Aboe Hassan at een broodje toen Sylvia werd binnengebracht. Hij kauwde zwijgend en bekeek haar op zijn gemak van top tot teen. Wat hij zag scheen hem te bevallen, want toen hij zijn hap had weggeslikt, brak er een glimlach door op zijn gezicht.
‘Miss Doerenbos?’ vroeg hij.
Sylvia knikte. ‘Doorenbos,’ corrigeerde ze.
‘U bent journaliste?’
Ze knikte opnieuw en vroeg zich af hoe hij dat kon weten.
‘Is alles naar wens?’
Wat een bespottelijke vraag, dacht Sylvia.
‘Nou nee,’ antwoordde ze. ‘Ik heb deze reis niet geboekt om van mijn vrijheid beroofd te worden.’
‘Wij, juffrouw,’ zei Aboe Hassan scherp, ‘ zijn al zolang van onze vrijheid beroofd! Dit is een operatie in naam van onze vrijheid. U heeft het recht niet zich daarover te beklagen! ’
Sylvia zweeg. Niet met hem in discussie gaan, hield ze zichzelf voor.
‘Heeft u zich ooit verdiept in de politieke situatie van ons volk?’
Godbewaarme, dacht Sylvia. Ze schudde haar hoofd.
‘Ik schrijf voor een vrouwenblad dat zich niet met politiek bezighoudt.’
‘Een vrouwenblad…’ Aboe Hassan nam een hap van zijn broodje en keek haar vanonder zijn zware wenkbrauwen vorsend aan. Het was alsof hij deze mededeling eerst fijn moest kauwen voor hij verder kon.
‘En hoeveel vrouwen lezen dat blad?’
‘Wij hebben een oplage van 150.000.’
‘Hmm. In welke taal?’
‘In het Nederlands,’ zei Sylvia. ‘Maar wij wisselen onze artikelen soms ook wel uit met de zusteredities in Engeland, Frankrijk en Duitsland. Dan worden ze in die talen vertaald.’
‘En wat is de totale oplage van die bladen?’
‘Dat weet ik niet precies. Tussen 1 en 2 miljoen, denk ik.’
Sylvia meende een schittering in zijn ogen te zien, en begon te vermoeden waar hij heen wilde. De bevestiging liet niet lang op zich wachten:
‘U gaat een interview met mij maken,’ besloot Aboe Hassan. ‘Een groot interview, zodat alle vrouwen in Europa zullen weten wie kolonel Aboe Hassan is, en voor welke rechtvaardige zaak hij is gestorven!’
‘Gestorven?’ Sylvia keek hem verbaasd aan.
Aboe Hassan barstte in lachen uit, waarbij voor het eerst een rij gave tanden onder zijn snor zichtbaar werd. Sylvia schrok er een beetje van. Het deed haar denken aan een roofdiergebit.
‘Gestorven, ja!’ riep hij vrolijk. ‘Of liever: gesneuveld!’
Zijn reactie verwarde haar, maar voor ze erover na kon denken was de lach alweer van zijn gezicht verdwenen.
‘Vanavond. Zorg dat u er klaar voor bent.’
Daarop wendde hij zich tot de man die haar binnengebracht had:
‘Breng haar terug.’

5

Terwijl ze terugliepen naar de eetzaal, probeerde Sylvia met bonzend hart haar gedachten onder controle te krijgen. Er stormde van alles tegelijk door haar hoofd: een interview met de leider van de kaping, terwijl de kaping nog gaande was – dat was wereldnieuws! Een buitenkansje! Maar ze vertrouwde het niet: was hij niet uit op iets anders? ‘Vanavond. Zorg dat u er klaar voor bent.’ Zou hij haar komen opzoeken in haar hut? O God, nee! Hij kon met haar doen wat hij wilde. En die plotselinge schaterlach bij het woord ‘gestorven’. ‘Of liever: gesneuveld!’ Was dat niet de lach van een maniak? Ging hij ervan uit dat de kaping in een bloedbad zou eindigen? En wat moest ze tegen haar tafelgenoten zeggen? Was het niet verstandiger erover te zwijgen?
Ze kwam de eetzaal binnen, waar iedereen nog aan tafel zat. Alle blikken waren op haar gericht toen ze haar plaats weer innam. Ze zuchtte.
‘Wat is er gebeurd?’ vroegen er wel drie tegelijk.
‘Ik weet niet of ik er verstandig aan doe, het te vertellen…’
‘Ja, laat dat kind even betijen, zeg!’ zei Tineke bestraffend en moederlijk.
Maar niemand was in staat de gesprekken te hervatten. Ook de Russische echtparen niet. Iedereen aan tafel bleef haar zwijgend aanstaren: ongerust, maar ook nieuwsgierig.
Sylvia bedacht intussen dat het toch wel goed zou zijn, iets te vertellen. Om er niet helemaal alleen voor te staan. En het zou nuttig kunnen zijn dat althans een paar mensen iets wisten, voor het geval haar iets zou overkomen.
‘Ik heb die kolonel gesproken,’ begon ze met gedempte stem. ‘Hij bleek te weten dat ik journalist ben, en hij wil dat ik een interview met hem maak.’
‘Wat is het voor man?’ wilde Brenda weten.
‘Een ijdeltuit dus,’ zei Huub.
‘En een strateeg die een kans ruikt om de media te gebruiken voor zijn zaak.’ vulde Scott aan.
‘Hij had iets griezeligs,’ zei Sylvia. ‘aan de ene kant straalde hij zelfvertrouwen uit: iemand die alles onder controle heeft. Maar aan de andere kant… Hij barstte op een gegeven moment volkomen onverwacht in lachen uit, en toen kreeg ik het gevoel dat ik tegenover een maniak stond.’
‘Ben je nog iets te weten gekomen over de situatie, de onderhandelingen?’ vroeg Olaf.
Sylvia schudde haar hoofd.
‘Ik kreeg de kans niet hem iets te vragen.’
‘Misschien is zo’n interview een goeie gelegenheid om meer te weten te komen,’ opperde Huub. ‘Wanneer moet dat plaatsvinden?’
‘Vanavond. Maar ik ben bang. Wie weet is hij op iets anders uit.’
‘Jullie spraken Engels, neem ik aan?’ vroeg Scott.
Sylvia knikte.
‘Sprak hij redelijk Engels of had ie een tolk nodig?’
‘Nee, zonder tolk. Hij was goed te volgen.’
‘Als hij iets wil met dat interview, zal dat ook in het Engels naar buiten gebracht worden,’ zei Scott. ‘Je Engels is perfect, daar niet van, maar als je bang voor hem bent, zou je kunnen voorstellen om mij erbij te halen als “native speaker”. Zogenaamd omdat je het Engels onvoldoende beheerst. Is dat een idee?’
‘Dank u, mr. McDonnell. Maar ik denk niet dat hij daarop in zal gaan.’
Door de intercom klonk het geluid van een gong, ten teken dat de maaltijd was afgelopen. Zoals ze inmiddels gewend waren, liepen ze onder begeleiding van twee bewakers de vaste route naar de gang waaraan hun hutten lagen.
Scott kwam naast Sylvia lopen en zei: ‘Luister. Als je het goedvindt, loop ik deze keer met jou mee. Volgens mij letten ze er niet op wie waar naar binnen gaat, en ik wil even met je doorpraten.’
Sylvia keek hem verrast aan.
‘Maar dan kunt u er niet meer uit!’
‘Tot het avondeten. Voor mij geen probleem. Maar als je liever alleen bent…’
Sylvia aarzelde. Ze kende Scott pas twee dagen, en al maakte hij geen onsympathieke indruk, ze had genoeg ervaring met mannen om op haar hoede te zijn. Onder normale omstandigheden had ze hem zeker afgepoeierd, maar nu was het misschien wel beter om niet alleen te zijn.
‘Goed,’ zei ze, ‘als u dat risico wilt nemen…’

6

Hoewel ze beiden een eenpersoonshut hadden, bleken de bewakers er inderdaad geen probleem mee te hebben dat Scott met haar in haar hut verdween.
‘Pfff ! Ik ben doodop.’
Sylvia liet zich op haar bed neervallen.
‘Neemt u me niet kwalijk, mr. McDonnell, maar ik moet even uitblazen.’
‘Geen probleem,’ zei Scott. ‘En doe me een plezier: noem me Scott.’ Hij ging zitten bij het kleine tafeltje in de hoek van het vertrek en sloeg zijn benen over elkaar.
‘Sorry dat ik me zo heb opgedrongen, Sylvia. Maar in deze omstandigheden is het de enige manier om ongestoord te kunnen praten. Misschien kunnen we iets verzinnen…’
‘Je hoeft je niet te verontschuldigen,’ zei Sylvia. ‘Eerlijkgezegd ben ik blij dat ik nu niet alleen ben. Ik zou doodzenuwachtig worden. Dat ben ik trouwens toch al.’
Ze zuchtte nog eens diep en staarde naar het plafond.
‘Het wordt natuurlijk helemaal geen interview. Die man gaat me gewoon dicteren wat ik op moet schrijven. Een hele riedel over de heldhaftige vrijheidstrijd van zijn onderdrukte volk en zo…’
Scott knikte.
‘Ja, maar misschien krijg je toch de kans om hem dingen te vragen.’
‘En wat zou ik hem dan moeten vragen?’
‘Vooral persoonlijke dingen, denk ik. Het zou goed kunnen dat hij gecharmeerd van je is. Je bent een aantrekkelijke vrouw, Sylvia. Daar kun je gebruik van maken. Als je zijn vertrouwen weet te winnen, dan…’
Scott zweeg.
‘Ja, wat dan?’
‘Nou ja, dat kan misschien in ons voordeel werken. Je weet nooit: misschien wordt hij loslippig, misschien ontdek je zijn zwakke plek en kunnen we daar op een goed moment profijt van hebben…’
Sylvia kwam half overeind, steunend op haar ellebogen.
‘Dus je wilt dat ik een beetje met hem ga flirten!’
Het klonk eerder verschrikt dan verwijtend.
Scott krabbelde een beetje terug.
‘Neenee, ik wil niks. Ik overweeg alleen mogelijkheden, Sylvia. Maar ik weet niks van de man. Wat was je indruk van hem? Hoe was jullie contact?’
‘Afstandelijk. Maar in het begin was hij wel vriendelijk. Stel je voor,’ en ze schoot in de lach toen ze eraan dacht, ‘Hij vroeg me of alles naar wens was!’
‘En wat zei je?’
‘Ik zei nee, en dat ik dit reisje niet had geboekt om van mijn vrijheid beroofd te worden. Dat was tegen het zere been. Hij reageerde fel, begon over hun vrijheidsstrijd en zo… En vanaf dat moment was het heel zakelijk. Hij vroeg voor welk blad ik schreef, en informeerde naar oplagen.’
‘Maar je vertelde ook dat hij onverwacht in lachen was uitgebarsten…’
‘Ja, dat was een raar moment. Hoe ging dat ook weer? Hij zei zoiets als dat alle vrouwen in Europa moesten weten wie kolonel Aboe Hassan was, en voor welke rechtvaardige zaak hij was gestorven. “Gestorven?” vroeg ik. En toen barstte hij in lachen uit. Daar schrok ik van.’
‘Schrok je van dat woord, of van dat lachen?’
‘Van allebei, denk ik. Hij had een prachtig gebit, maar in die lach zat iets engs. Ik weet niet. Ik moet opeens denken aan Jack Nicholson – was dat in The shining of in een andere film? – die kon ook zo eng lachen, met die tanden…’
‘Die woordkeus is niet zo vreemd. Lui die dit soort kapingen organiseren zien zichzelf als helden, en gaan er vaak vanuit dat ze het niet zullen overleven. Maar dat lachen… Ja, ik kan me wel voorstellen dat je daarvan schrikt. Dat was misschien ook de bedoeling. Misschien wilde hij zijn doodsverachting daarmee onderstrepen, om je te intimideren.’
‘Dat is dan aardig gelukt,’ zei Sylvia, die nu haar benen over de rand van het bed sloeg en rechtop ging zitten.
‘Een acteur…’ zei Scott peinzend. ‘Misschien had Huub wel gelijk en is hij een enorme ijdeltuit.’
‘So what? Wat hebben we daaraan?’
‘Dat moet nog blijken. Gosh, ik zou er heel wat voor over hebben om kennis met hem te maken.’
Sylvia produceerde een schamper lachje.
‘Waarom in godsnaam? Volgens mij is het een gevaarlijke gek. ’
‘Daarom juist. Je moet je vijand kennen.’
‘Maar wat moet ik doen vanavond?’
‘Gewoon wat je altijd doet als je iemand interviewt.’
‘Maar het is geen gewoon interview!’
‘Zijn vertrouwen proberen te winnen. Dat lijkt me het enige wat ….’
Opeens klonk er geroep op de gang, gevolgd door een knal.
Sylvia en Scott keken verschrikt naar de deur, waarachter nu het geluid van voetstappen en onverstaanbare stemmen was te horen.
‘O god,‘ zei Sylvia, ‘ze hebben iemand neergeschoten.’
Scott was opgestaan en liep naar de deur. De geluiden verwijderden zich verder de gang in.
‘Niet doen!’ siste Sylvia. Maar Scott kon het niet laten: voorzichtig opende hij de deur op een kier en probeerde iets te zien. Na een paar seconden sloot hij de deur weer behoedzaam.
‘Er ligt iemand verderop. Ik ben bang dat het een van de Russen is, die dikke. Maar ik kon het niet goed zien. Misschien moet ik hulp gaan bieden.’
‘Ben je gek! Dan word je ook neergeschoten!’
‘Maar je kunt die man toch niet zo laten liggen? Heb jij EHBO-spullen hier?’
‘Nee, alleen wat pleisters en jodium.’
‘Daar heb ik niks aan.’
En voor ze nog iets kon zeggen, glipte Scott McDonnell door de deur, de gang op.

De gang was verlaten. Tien meter verderop lag inderdaad de dikke Rus in gekromde houding in een plas bloed. Scott knielde bij hem neer en rolde hem voorzichtig om. Een schotwond in de buik. Dat zag er niet goed uit, maar de man leefde nog en kreunde iets. Opeens lawaai van stemmen achter hem. Scott wierp zich plat voorover op de grond en vrijwel op hetzelfde moment werd er geschoten. Twee, drie keer.
Twee kapers kwamen met hun kalashnikovs in de aanslag de gang in gerend. Scott hield zich dood, maar toen ze hem schopten en zagen dat hij niet dood was, begonnen ze tegen hem te schreeuwen. Ze sleurden hem overeind en hij voelde een kalashnikov tussen zijn ribben prikken. Er werden een paar onverstaanbare woorden gewisseld tussen de kapers.
Hij verwachtte ieder moment een schot, maar in plaats daarvan duwden ze hem door de gang en voerden hem af.

Over de auteur

Piet Meeuse