Het meisje en de kat

H

De Hongaarse filmer Béla Tarr heeft een film gemaakt met een lengte van zeven en een half uur en nieuwsgierig gemaakt door een stuk in de krant, wilde ik die film wel eens zien.

**

De openingscene van Satantango, waarin je, in het ochtendgrauwen, een stuk of wat koeien uit een stal ziet komen en wat rond ziet drentelen op een drassig erf tot ze allemaal buiten zijn en de kudde zich dwars door het gehucht in beweging zet, zonder dat er een mens aan te pas komt – alleen al deze scene, waarin vrijwel niets gebeurt en de camera-instelling ook niet verandert, duurt voor je gevoel eindeloos. Een kwartier? Twintig minuten?

Dat is, hoe vreemd dat ook klinkt, heel effectief, want daardoor wordt je meteen vanaf het begin in een andere kijkhouding gedwongen: het wordt duidelijk dat dit een uiterst trage film is, waarin niet veel zal gebeuren. Dus ofwel je overleeft deze scene niet en stapt al meteen op, of je geeft je over aan het tempo van de film en in plaats van ongeduldig te zitten wachten op een verhaal, op actie en verwikkelingen, begin je het beeld te observeren: wat is er allemaal te zien in dit nauwelijks veranderende beeld? Je kijkt rond in deze filmwereld zoals je rondkijkt in een nieuwe omgeving waarin je noodgedwongen een tijd moet wachten.

Je begint dus op een andere manier te kijken: niet meer zo gespitst op wat er gaat gebeuren, niet meer zo interpreterend. Contemplatiever: je verzinkt in een atmosfeer, en die atmosfeer is somber. Er is een boerderij waarin mensen rondscharrelen; zwijgzaam; ze wachten op iets… Er is een dokter die onbeweeglijk in zijn leunstoel voor zijn raam zit en tekeningen maakt van het uitzicht dat hij heeft. Hij drinkt pruimenjenever en je ziet hem langzaam dronken worden. En er is een dorpscafeetje, waar voorlopig ook niets gebeurt. Er wordt gewacht; er is sprake van geld, van vertrekken naar elders, maar alles blijft schimmig. Van een enigszins gearticuleerd verhaal is nog nauwelijks sprake als de episode van het meisje en de kat zich begint te ontrollen.

Als de kat sterft, is de film al een uur of drie bezig, schat ik, en aanvankelijk lijkt de dood van de kat niet meer dan een cru, maar betrekkelijk willekeurig incident. Zoals trouwens de hele episode van het meisje een soort intermezzo lijkt. Maar later blijkt dat het verhaal dat Satántángo vertelt eigenlijk pas op gang komt door deze noodlottige geschiedenis.

**

Ik vat het verhaal van het meisje en de kat samen: het begint met een scene waarin ze, in gezelschap van een oudere jongen, een bundeltje met geld begraaft in een bos: dat is hun geheim, en het lijkt voor haar de belofte van een betere toekomst in te houden. Vervolgens zien we haar zitten, op een stoel in de regen, naast een boerenhuis. Wanneer er een man komt die naar binnengaat, glipt ze van haar stoel om naar binnen te gluren. Maar ze wordt terechtgewezen door haar moeder. Ze moet op haar stoel blijven zitten.

Na een tijdje staat ze opnieuw op. Ze loopt achterom, langs een schuur, en verdwijnt door een gat in de muur naar binnen. We volgen haar in de schuur. Ze lokt een poesje, pakt het op en gaat het zitten strelen. Het beestje ligt te spinnen in haar schoot. Totdat het er genoeg van krijgt, wegspringt en ergens tussen de balken van de zolder verdwijnt.

Met enige moeite vangt ze de kat opnieuw en dan verandert er iets in haar houding tegenover het dier. Het wordt nu een kat-en-muis spel, zij het dat de kat in dit geval de muis is. Je ziet hoe haar spel steeds ruwere vormen aanneemt en hoe het meisje geniet van haar macht: hoe ze alle frustraties van haar eigen machteloosheid uitleeft op de poes. Ten slotte wikkelt ze het beest in een net, dat ze ophangt aan een balk.

Dan volgt de scene waarin ze het schoteltje vergiftigde melk klaarmaakt en de kat dwingt het op te likken. We zien de kat sterven.  Daarna zien we haar met de dode kat lopen. Ze wil hem begraven op de plaats waar ook het bundeltje geld begraven ligt, en ontdekt dan dat het geld is verdwenen. Ze zoekt de jongen op, en krijgt van hem te horen dat hij het nodig had en dat ze verder niet moet zeuren. Met de dode kat onder haar arm loopt ze weg. Het wordt donker. We zien haar terug bij de dorpskroeg, waar ze door het raam naar binnen staart en ziet hoe iedereen daar dronken wordt. Tevergeefs probeert ze de aandacht van de dokter te trekken die op het punt staat, naar binnen te stappen. Hij komt daarbij ten val. Ze schrikt en vlucht weg.

En ten slotte zien we haar opnieuw lopen, met de kat bungelend onder de arm. In een driftig tempo, met een lege, starende blik, loopt ze een eindeloze, rechte weg af. Langzaam wordt het licht. Ze loopt en loopt, tot ze een geruïneerde kapel bereikt. Daar zoekt ze een plekje onder de bomen, legt de kat neer, neemt zelf rattevergif in en strekt zich uit.

**

Dit is het eenvoudige, ijzingwekkende verhaal van het meisje en de kat. Op enkele zinnen na – tegen de kat en tegen de jongen met wie ze het geld had begraven – wordt er niet gesproken. Toch is het eigenlijk een film op zich, een compleet verhaal dat volledig voor zichzelf spreekt.

Want het is van meet af aan duidelijk dat dit meisje een zo mogelijk nog eenzamer en troostelozer leven leidt dan de andere personages. De kat is haar enige troost en haar enige gezelschap. En dat juist die kat het slachtoffer wordt van haar opgekropte frustratie is schokkend, maar het komt mij volkomen plausibel voor. Net als haar besluit om er een eind aan te maken nadat ze het verraad van de jongen heeft ontdekt. In al zijn eenvoud heeft dit verhaaltje de kracht en de onontkoombaarheid van een tragedie. En zoals ik zei: haar dood blijkt dan een keerpunt in het verhaal van de film, want de teruggekeerde Irimias grijpt haar dood aan om de verslagen dorpelingen met een haarscherpe redevoering te mobiliseren voor zijn utopische toekomst-project: hij zal ze als een tweede Mozes uit hun uitzichtloze bestaan wegleiden naar een nieuwe toekomst. Maar uiteindelijk blijkt het een loze belofte: hij was er vooral op uit, ze hun geld afhandig te maken.

Terugdenkend aan de film als geheel, heb ik het gevoel dat deze episode van het meisje met de kat een soort parabel is, een parabel over macht en onmacht, over gefrustreerde hoop, over verraad en zelfmoord. En wordt het kat-en-muisspel dat het meisje met de kat speelt niet weerspiegeld in het spel dat Irimias met de dorpelingen speelt?

**

Over dat grotere verhaal van Satantango blijven trouwens nogal wat vragen open. Ik moet zeggen dat ik het laatste deel van de flim, waarin zich dat verhaal pas ontwikkelt, niet het sterkste deel van de film vind. Misschien komt dat doordat de film zich daar steeds duidelijker presenteert als een metafoor, een verwijzing naar de Oost-Europese geschiedenis, en daardoor hier en daar nogal pathetisch wordt, terwijl de kracht van de film naar mijn gevoel vooral zit in de hardnekkigheid waarmee de camera zich vastbijt in het troosteloze bestaan van de personages, in scenes waarin bijna niets gebeurt. Die komt vooral in de eerste paar uur zo sterk over omdat er nog vrijwel geen sprake is van een verhaal. Je krijgt de indruk alsof je naar de werkelijkheid zelf zit te kijken.

Ook wat dat betreft vormen de episodes van het meisje met de kat een soort scharnierpunt in de film: hier ontstaat uit de opeenvolgende scenes voor het eerst zoiets als een verhaal, maar ook dat gaat zo traag, zo geleidelijk en onnadrukkelijk, dat je het pas halverwege in de gaten krijgt.

Het is alsof de filmer gewoon alles maar laat gebeuren zoals het gebeurt – alsof er geen script is en geen plan. Alsof het oog waardoor wij meekijken het oog is van een van de personages uit de film. Zoals de dokter bijvoorbeeld, die alleen maar uit zijn raam zit te kijken en pas in beweging komt als de drank op is. Maar wanneer je een poos naar het meisje hebt zitten kijken voel je dat er iets op gang komt, dat de ene gebeurtenis de andere uitlokt. Er ontstaat een keten van kleine gebeurtenissen die ontontkoombaar naar het fatale moment leiden.

Pas achteraf besef ik hoe knap, hoe dwingend, dit kleine verhaaltje in het verhaal in beeld is gebracht: van de troost en de intimiteit van het strelen naar het spel van het vangen, en van het vangen naar het gevangen-houden, naar het dreigen, naar het uitleven van het machtsgevoel, – zo loopt het stapje voor stapje uit op de kwaadaardige gril waarmee ze een eind aan het leven van de kat maakt. Tussen strelen en doden verstrijken misschien tien minuten, een kwartier – ik weet het niet, want je raakt je tijdsbesef een beetje kwijt bij het kijken naar deze film – maar het zijn minuten waarin je als het ware, zonder dat je er erg in hebt, op een glijbaan gezet wordt, en onontkoombaar van het ene uiterste in het andere glijdt. Toch komt het sterven van de kat nog als een schok. En het is een schok die ook het meisje in beweging brengt.

**

Satàntango is een uiterst trage film, maar de traagheid in dit deel van de film lijkt mij van een ander gehalte dan die in andere delen. Hier krijgt die uitvoerigheid een spanning die sterker is dan in de rest van de film. Misschien komt dat doordat de inertie, de doelloosheid, en het zwalkende dat het leven van de volwassen dorpelingen beheerst, hier ontbreekt. Dit meisje is het eerste personage in de film dat, in al haar eenzaamheid, handelt – zij het ook instinctief en met fatale gevolgen. Nergens is de onafwendbaarheid en de ijzeren logica van wat zich voor je ogen voltrekt zo sterk en aangrijpend als in deze kleine geschiedenis, die als een gesloten geheel wordt verteld. En dat is gefilmd zonder een spoor van pathetiek of sentimentaliteit: uitvoerig en genadeloos.

Ook andere beelden uit de film staan me nog helder voor de geest. De kudde paarden die door de verlaten straten van een nachtelijke stad draaft, en aarzelt op een plein: welke kant op? Ook dat is ongetwijfeld bedoeld als een metafoor voor het stuurloze volk dat de mensen in de film vertegenwoordigen, maar dat interesseert me minder dan het beeld zelf. En de langdurige scène in het café waar een paar mensen zich langzaam bezatten en laveloos beginnen te dansen op het hypnotiserende, eindeloos herhaalde deuntje is ook onvergetelijk.

Maar terwijl de film in mijn herinnering langzaam uiteen begint te brokkelen en in losse scènes uiteenvalt, denk ik dat deze bijna woordeloze geschiedenis van het meisje en de kat me het langst zal bijblijven. En meer nog dan de scènes op de boerenzolder de blik waarmee het meisje tenslotte, met de kat onder haar arm, die eindeloze weg afloopt. Die blik is onbeschrijfelijk: star, in zichzelf gekeerd, bijna alsof ze in een soort trance verkeert, maar tegelijk ook vastbesloten. Ze weet wat ze gaat doen, en ze gaat recht op haar doel af.

Er wordt veel en langdurig gelopen in deze film. Ik herinner me bijvoorbeeld ook curieuze scène waarin de dokter, nadat zijn drankvoorraad is uitgeput, in het donker op weg gaat naar het café: op een klein lichtje in de verte na is er niets te zien. Tergend langzaam komt dat lichtje in de verte naderbij en de zwalkende bewegingen ervan maken duidelijk dat we de hele tocht met de beschonken dokter meemaken. Hij zwalkt. In andere episodes wordt ook langdurig gesjokt of gelopen door andere personages, maar niemand loopt zoals het meisje op haar laatste tocht: zo driftig en doelbewust, zo beroofd van alle illusies. Minuten lang kijk je naar dat gezichtje. Je voelt dat het noodlottig gaat aflopen, en dat doet het ook. Het is, als ik er achteraf aan terugdenk, alsof de filmer met die scène van het driftig voortstappende meisje langs die eindeloze rechte weg mij haar hele, trieste geschiedenis nog eens flink wil inpeperen – bijna op dezelfde manier als waarop het meisje de kat dwong van de vergiftigde melk te drinken. Het is een vergiftigd leven waar je naar kijkt.

Maar als ik nadenk over de betekenis van dit kleine drama in het grotere drama, dan bekruipt mij de twijfel. De episode van het meisje en de kat is de katalysator die het grote verhaal in beweging zet (zoals de dood van de kat het meisje in beweging brengt). Maar als ik het opvat als een parabel over de noodlottigheid van alles wat er in groter verband gebeurt, dan gaat er voor mij iets mis met de film. Dan krijg ik het onaangename gevoel dat de geschiedenis van het meisje en de kat ook als een soort excuus fungeert voor de lethargie van de dorpelingen.

Dat is misschien ook waarom de film mij als geheel toch niet echt overtuigt. Het meisje in haar hulpeloosheid en haar wanhoop overtuigt mij en wekt mijn mededogen, juist omdat het zo meedogenloos gefilmd is. Maar de hulpeloosheid en de inertie van de volwassen dorpelingen – hoe indringend ook gefilmd – kan mij eerlijkgezegd niet van dezelfde noodlottigheid overtuigen. Ze roepen eerder weerzin in mij op, dezelfde weerzin die ik voel tegenover mensen die bewust medelijden proberen op te roepen en zwelgen in hun slachtofferleed. Zijn zij door hun volstrekte passiviteit niet even schuldig aan hun lot als de schoften door wie ze zich laten misleiden en die ervan profiteren?

Dat het desondanks een indrukwekkende film is, komt vooral door de – hoe moet je het noemen? – de bijna ongegeneerde manier van filmen, die de tijd minuut na minuut laat verstrijken in beelden waarin bijna niets gebeurt: zo lang en zo geconcentreerd kijk je zelden of nooit naar iets. Dat alleen is al iets om over na te denken: waarom wordt het medium film niet vaker zo gebruikt – als een middel om anders en beter te leren kijken?

Het antwoord dat de meeste filmers daarop zullen geven is voorspelbaar: omdat er geen hond naar komt kijken. Dat is waarschijnlijk waar. Maar als dat al een argument is, dan is het toch een nogal honds argument. Van filmers die zich op voorhand aanpassen aan de kijkgewoonten van het publiek mag je je ook op voorhand afvragen waar ze eigenlijk op uit zijn: op succes, of op een indringende kijkervaring?

Dat hoeft geen zeven uur te duren – liever niet zelfs. Ik wil niet pleiten voor exorbitant lange films – maar ik stel wel vast dat het bij alle glad en snel gemonteerde films waaraan we gewend zijn een bijzondere ervaring is om ondergedompeld te worden in een blik die je dwingt om anders te kijken.

 

 

Over de auteur

Piet Meeuse