1
Is de bijbel een kleurrijk boek? Gelet op de bonte verscheidenheid aan dramatische verhalen en beeldende lyriek die het bevat, zou je zeggen van wel. Maar wat betekent een adjectief als ‘kleurrijk’ in dit verband? Het kan slaan op van alles: een grote variatie in toon en stijl, een grote rijkdom aan beschreven situaties, sferen of stemmingen, of op het feit dat er allerlei schilderachtige personages in optreden: profeten, priesters, krachtpatsers, hoeren en tovenaars. Maar het heeft zelden letterlijk iets met kleur te maken.
De ene schrijver schrijft zintuiglijker dan de andere. In dat opzicht valt er bijvoorbeeld aan Nabokovs romans meer te beleven dan, pakweg, aan die van Dostojewski. Maar zelfs uitvoerige beschrijvingen van zintuiglijke indrukken vormen nog geen garantie dat ook kleursensaties voldoende aan bod komen. Hoe letterlijk kunnen we de uitdrukking ‘vertellen in geuren en kleuren’ eigenlijk nemen?
Ik herinner me de vergelijkende stijlanalyses die Erich Auerbach in het eerste hoofdstuk van Mimesis maakte van een fragment uit de Odyssee en het oudtestamentische verhaal van Abraham die Izaäk moet offeren. De Homerische stijl, zo laat hij zien, is zeer gedetailleerd en uitvoerig: alles is voorgrond. Plaats, tijd, omstandigheden, handelingen, voorwerpen – alles wordt plastisch verbeeld, niets wordt verzwegen. Terwijl daarentegen in het bijbelverhaal alleen het hoognodige wordt vermeld. Daar is alles toegespitst op de handeling, op de spanning van het morele dilemma waarvoor Abraham wordt geplaatst. Tegenover de Homerische plastiek en zintuiglijkheid van de beschrijvingen staat het dramatische clair-obscur van de bijbelse stijl.
Dus is de bijbel misschien toch eerder een zwart-wit boek?
In overdrachtelijke zin zeker, want het gaat eigenlijk maar om één ding: de keuze voor of tegen de joodse God, die zoals bekend erg jaloers is en bovendien zelf steeds onzichtbaar blijft. De schildering van het dagelijks leven, met zijn oneindige verscheidenheid van zintuiglijke details, was zeker geen prioriteit van de bijbelauteurs. Vertellen in geuren en kleuren is er niet bij. Geen ‘rozevingerige dageraad’ en geen ‘wijnkleurige zee’, zoals bij Homerus. Over het pronkgewaad bijvoorbeeld waarin de 17-jarige Jozef aan zijn broers verschijnt – toch een aardige gelegenheid om eens kleurrijk uit te pakken – worden verder geen mededelingen gedaan: niets over snit, dessin of kleur.
Hoeveel kleur bevat de bijbel eigenlijk letterlijk? Dat is uit te zoeken. Omdat er concordanties bestaan, leent de bijbel leent zich goed voor een klein onderzoekje. Ik begon dus met een snelle steekproef in een concordantie van de bijbelvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG, 1951) Met teleurstellend resultaat. Om te beginnen ontbrak daarin het woord ‘kleur’ – een veeg teken. De enige kleuren die daar voorkomen zijn zwart en wit (eigenlijk geen kleuren) en rood en groen. Maar de laatstgenoemde kleuren leverden allebei niet meer dan 8 vindplaatsen op.
Niet meer dan acht? Dat is toch verrassend weinig voor zo’n dik boek. Zeker, maar toen ik bedacht dat rood ook variaties kent als scharlaken, purper en karmozijn, kwamen er al meer vindplaatsen tevoorschijn: respectievelijk. 9, 8 en 2. Ook nog niet indrukwekkend, maar toch reden genoeg om te vermoeden dat er meer uit te halen valt en dat deze steekproef wat al te nattevingerig was.
Daarom besloot ik het wat grootscheepser aan te pakken. Wat in vromer tijden nog een monnikenwerk geweest zou zijn, is dankzij de deus ex machina genaamd zoekmachine immers gereduceerd tot een klusje dat in seconden geklaard kan worden. Via de site van het Bijbelgenootschap kwam ik bij bijbel on line, waar je elk willekeurig woord in kunt tikken en binnen een paar seconden een overzicht krijgt van alle vindplaatsen. En daarbij heb je ook nog de keuze uit een handvol bijbelvertalingen – van de Statenvertaling (sv) tot de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) . Deze mogelijkheden maakten de statisticus in mij wakker.
Ik tikte achtereenvolgens de namen van de kleuren in en noteerde bij iedere kleur het aantal vindplaatsen, in vier verschillende vertalingen. Dat leverde het volgende overzicht op:
Statenvertaling NBG Willibrord NBV gemiddeld
Wit 73 60 68 67 67
Zwart 30 24 21 30 26
Rood 18 22 32 44 29
Karmozijn 5 5 10 7 7
Scharlaken 42 47 34 5 32
Purper 44 11 32 14 25
Groen 24 44 60 42 43
Blauw 0 1 4 3 2
Geel 0 3 3 3 2
Oranje 0 0 0 0 0
Bruin 1 0 0 0 0
Paars 0 0 4 0 1
Grijs 1 1 3 3 2
Violet 0 0 5 1 2
Jammer genoeg zegt ook dit indrukwekkende overzicht niet zoveel, omdat in deze resultaten niet alle varianten meetellen. Weliswaar heb ik de moeite genomen om ook de verbogen vormen (witte, rode etc) mee te tellen, maar er zijn natuurlijk veel meer varianten denkbaar, zoals vuurrood (NBV: 3 x). of donkerrood. En al lijkt blauw vrijwel niet voor te komen, als je samenstellingen als hemelsblauw en grijsblauw erbij betrekt (woorden die ik toevallig voorbij zag komen als varianten), kan het best meevallen misschien.
Maar zo dreigde mijn onderzoek lelijk uit de hand te lopen, want hoeveel samenstellingen van dat type zijn er niet? Moest ik ook ‘bloedrood’, ‘zwavelgeel’, ‘mosgroen’ en ‘muisgrijs’ nog uitproberen? Dan was het einde zoek, en bovendien leken de kansen van bijvoorbeeld ‘pimpelpaars’ of ‘knalgeel’ mij bijvoorbaat nihil.
Kortom: erg betrouwbaar en exact mag dit digitale onderzoekje niet heten. Maar na deze methodologische verootmoediging waag ik toch de stelling dat een uitputtend onderzoek naar alle mogelijke kleuraanduidingen niet significant zal afwijken van mijn Franse-slag statistiek.
En dan blijft het toch aardig om te constateren dat van de primaire kleuren (rood, blauw, geel) alleen rood behoorlijk vertegenwoordigd is. Vooral wanneer je de varianten meetelt: scharlaken is bijzonder populair in de oude vertalingen – en opvallend schaars in de NBV.
Erg verwonderlijk is die dominantie van rood natuurlijk niet. (Net als bij de resultaten van menig sociologisch onderzoek had mijn natte vinger dat ook wel kunnen voorspellen, want rood is bij uitstek een emotioneel geladen en symbolische kleur, wat waarschijnlijk te maken heeft met het feit dat rood de kleur van bloed is.)
Maar goed – we concluderen toch met enige verbazing dat blauw en geel zo opvallend afwezig zijn. Geel komt alleen voor in verband met ziekte, in Leviticus: wanneer iemand ‘geel haar’ op een zieke plek krijgt, moet hij als onrein beschouwd worden.
En wat mag je afleiden uit het feit dat de mengkleuren oranje en bruin vrijwel nul scoren, en ook paars alleen in de Willibrordvertaling voorkomt? Dat men die kleuren niet waarnam, kun je moeilijk aannemen. (Ik heb het ook nog even geprobeerd met violet: 1 x in de NBV, maar wel 5 x in de Willibrordvertaling … ) Aan tinten als lila of rose ben ik maar niet begonnen: ik durf ook zo wel te profeteren dat die niet voorkomen.
Dat groen de enige van de mengkleuren is die behoorlijk scoort, verbaast ook niet: dat is tenslotte de kleur van de natuur, van de vegetatiecyclus. Maar vreemd is dan weer wel dat deze kleur zo schaars is in de Statenvertaling, vergeleken met de andere. (Hoe kan dat?)
Afgezien van zwart en wit zijn rood en groen dus de kleuren die het hoogst scoren, wat ongetwijfeld te verklaren is uit de symbolische en/of emotionele lading van die kleuren. (Denk bijvoorbeeld aan een tekst als Jesaja 1: 18: “Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.’)
Het lijkt erop dat de Willibrordvertaling over de hele linie de ‘kleurrijkste’ is. Het rijke Roomse leven maakt zijn reputatie ook op dit gebied met verve waar (1):
Willibrord 276 (waarvan 89 zwart/wit) na aftrek dus: 187
Statenvert. 238 (waarvan 103 zwart/wit) 135
NBV 219 (waarvan 97 zwart/wit) 122
NBG 218 (waarvan 84 zwart/wit) 134
Maar in een zo omvangrijk boek als de bijbel is een aantal kleuraanduidingen dat varieert van 276 tot 218 (gemiddeld: 247) toch niet veel. Als je daarbij bedenkt dat een aanzienlijk deel daarvan ook nog op rekening van de niet-kleuren zwart en wit komt, dan ontkom je niet aan de conclusie dat de taal van de bijbel behoorlijk kleurenblind is: geen oranje, geen bruin, sporadisch geel en blauw, om van subtielere tinten maar te zwijgen.
Helaas moet ik ook vaststellen dat de Nieuwe Bijbelvertaling, na aftrek van zwart en wit, het laagste scoort. Moeten we dat opvatten als een symptoom? Gaat de oecumene ten koste van de kleur? (Of zou men misschien meer gebruik gemaakt hebben van samenstellingen als ‘bloedrood’ en dergelijke? Deze ontsnappingsmogelijkheid staat mijn methodologische slordigheid de vertalers genadiglijk toe.) En dat Gods Woord de kleur oranje geheel negeert, is natuurlijk een zware klap voor voor aanhangers van de leus ‘God, Nederland en Oranje’.
2
Door twijfel geplaagd besloot ik mijn onderzoekje steekproefsgewijs nog wat voort te zetten. Wat zou bijvoorbeeld ‘oker’ opleveren, als mogelijk alternatief voor geel? Niks dus: het kwam welgeteld 1 x voor in de Nieuwe Bijbelvertaling. In de andere niet. En die ene keer ging het ook nog om ‘rode oker’…
Maar ‘oker’ was misschien geen gelukkige keus. Saffraangeel dan?
Mis. Score: 0 0 0 0
Ik doe nog één poging met goudgeel.
Niente.
Wat geel betreft, ben ik nu wel gerust gesteld. Nu blauw nog even uitproberen. Met ‘hemelsblauw’ bijvoorbeeld. (Dat woord dacht ik in een van de bijbelplaatsen in de gauwigheid gezien te hebben. Maar waar?) Ik tikte het in voor de Statenvertaling en – goeie genade! Daar ging een van mijn spectaculairste onderzoeksresultaten in rook op. Het blijkt daar maar liefst 45 keer voor te komen! Ook al berust dat waarschijnlijk op een vertaalkwestie, een interpretatieverschil, want toen ik de eerst aangegeven plaats in de andere vertalingen ernaast legde bleek het ‘hemelsblauw’ van de Statenvertaling daar vertaald met blauwpurper (NBG) of paars (Willibrord).
Exodus 25:4 gaat over een heffing die de Israelieten wordt opgelegd: naast goud, zilver en koper worden daar drie kleuren (van stoffen) genoemd: Statenvertaling: ‘hemelsblauw en purper en scharlaken’ Ned. Bijbelgen: ‘blauwpurper, roodpurper en scharlaken’ Willibrordvert: ‘paars, karmijnrood en scharlaken’ Nieuwe Bijbelvert: ‘blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode (wol)’(2)
Maar ik moet erbij zeggen dat dat blauw wel heel erg lokaal voorkomt: het is vooral het bijbelboek Exodus dat hemelsblauwe vlekken vertoont. 32 van de 45 vindplaatsen zijn daar te vinden. En dan alleen nog in de Statenvertaling. De andere vertalingen menen dat het om purper of paars gaat. Hoe deze bevinding te interpreteren?
Is het niet meer dan een afwijking, een vergissing, een uitglijder van de vroede vaderen die de spectaculaire schaarsheid van het blauw niet wezenlijk aantast, omdat het immers om een andere kleur gaat? Of moeten we dit opvatten als een sterke aanwijzing dat er veel meer kleur in de bijbel voorkomt dan uit mijn telling blijkt? Daar lijkt het wel even op, want in dit ene vers duiken immers, alweer drie nieuwe, niet onderzochte varianten op: blauwpurper, roodpurper, karmijnrood. Deemoedig buigt de onderzoeker het hoofd. Het ziet ernaar uit dat het bijbelse kleurenspectrum rijker is dan gedacht. Of lijkt dat maar zo?
De aap die hier bij nadere inspectie uit de hemelsblauwe mouw komt, bevestigt nog eens het jaloerse karakter van de joodse god – ook op dit gebied. Het blijkt dat de bijbelauteurs buitengewoon selectief zijn met hun kleurgebruik. In hun verhalen treden ze zelden in koloristische details: de regenboog mag dan een keer optreden als teken van het hersteld verbond met God, aan de kleuren ervan wordt geen woord vuilgemaakt. En zoals gezegd: zelfs de ‘veelkleurige rok’ van de ijdeltuit Jozef was geen nadere beschrijving waard. Maar zodra het op religieus ceremonieel aankomt (bijvoorbeeld als het gaat over de inrichting van de tabernakel, en de voorgeschreven priesterkleding) zijn ze opeens heel precies en uitvoerig. Ook wat kleur betreft: juist daar – in Exodus – scoren de drie genoemde kleuren keer op keer.
Dat zegt dus weinig over de bijbel als geheel. Behalve dat kleur blijkbaar vooral van belang is in verband met religieus ritueel.
Hoewel het onderzoek nog steeds zo lek is als een mandje, veranderen deze aanvullende gegevens dus niet echt veel aan mijn eerdere bevindingen. Blauw en geel blijven zeldzaam, oranje en bruin afwezig. Alleen waar de goddelijke eredienst wordt geregeld – dus zeer plaatselijk – vertoont het bijbels koloriet opeens felle kleuren: blauwpurper, roodpurper en karmijnrood of scharlaken. (Later, in de beschrijving van de tempel van Salomo, is de kleur overigens weer opvallend afwezig: zo gedetailleerd als men bericht over afmetingen, versieringen en gebruikte materialen, zo gedecideerd zwijgt men over kleuren.)
3
Hoe meer ik intussen over kleur lees, hoe duidelijker het wordt dat de taal een bedrieglijke rol speelt in kleurkwesties. Sommige talen hebben voor bepaalde kleuren geen duidelijk woord, zoals het Latijn, dat moeite schijnt te hebben met de aanduiding van de kleur blauw. (Zie de bijdrage van Michel Pastoureau, elders in dit nummer.*) En intussen heb ik ook geleerd dat niet alle talen evenveel kleuraanduidingen kennen. Er schijnen zelfs talen te bestaan die maar twee kleurtermen kennen. Dergelijke factoren zullen ongetwijfeld hun invloed hebben gehad op de bijbelvertalingen. De taal is een bril, jawel: een bril die behoorlijke verkleuringen kan opleveren.
Ik weet niet hoeveel kleuraanduidingen er in het Aramees en het Hebreeuws bestonden, maar het onderzoek van de antropologen Brent Berlin en Paul Kay uit 1969 stelt vast dat alle natuurlijke talen tussen 2 en 11 ‘basic colour terms’ kennen. Verder stellen ze dat er een consistente hiërarchie bestaat binnen die kleuraanduidingen: als een taal maar twee kleuraanduidingen kent, dan zijn dat zwart en wit. Kennen ze er drie, dan zijn dat zwart, wit en rood. Kennen ze er vier, dan zijn het zwart, wit, rood en geel of groen. Zijn het er vijf, dan zijn geel en groen beide vertegenwoordigd. Enzovoort via blauw en bruin tot paars, roze, oranje en grijs.
Dat komt opvallend overeen met de hiërarchie in de kleurfrequenties die ik tot dusver in de bijbel heb gevonden. En we kunnen ook constateren dat in dit geval de kleur groen duidelijk de voorrang heeft boven geel. Dat zou dus wel eens een linguïstische kwestie kunnen zijn. Net als het (nagenoeg) ontbreken van oranje, bruin en andere mengkleuren.
Wat deze vluchtige verkenningen duidelijk maken is dat het bijbels palet nogal beperkt is. De bijbelauteurs waren dan ook geen schilders, maar priesters, schriftgeleerden en apostelen die vooral geobsedeerd waren door een Onzichtbare Aanwezigheid, en voor wie het hele leven eerder in het teken stond van het horen (van het Woord en de stem), dan van het zien. Kleur – voor zover aanwezig – heeft vooral een symbolische betekenis, met een duidelijke hoofdrol voor het rood in al zijn variaties.
Overigens geldt die koloristische armoede waarschijnlijk voor het overgrote deel van alle literatuur. Kleursensaties genieten weinig prioriteit, ze blijken bovendien sterk bepaald te zijn door culturele en linguïstische factoren. Lezers die hongeren naar verbale kleuruitspattingen zullen hun heil moeten zoeken in de schaarse geschriften van schilders (de brieven van Van Gogh zijn een absolute aanrader, en niet alleen om deze reden).
Literatuur is een gebrekkig medium als het op kleur aankomt, en Gods Woord is daarop geen uitzondering. ‘God schildert niet’, zou je Einstein kunnen variëren. En hij heeft slechts een kleine minderheid van zijn schepsels in dit opzicht schadeloos gesteld: alleen voor het uitverkoren volk van de synesthetisch begaafden onder ons is elke verbale uiting een feest van kleur.
_________________________
(1) Deze katholieke triomf verliest overigens aan glans als je bedenkt dat de Willibrord-vertaling (en de Nieuwe Bijbelvertaling) ook de deutero-canonieke, of apocriefe boeken bevatten die in de protestantse vertalingen ontbreken. (Des te poverder steekt de NBV af bij de andere.) De vergelijking is dus behoorlijk scheef, waarvan akte.
(2) Bij navraag blijkt dat het vaak nogal duister is welke kleurschakering de Hebreeuwse term aanduidt: zo wordt tekhelet (de draden/stof, verkregen uit de purperslak) zowel vertaald met purperblauw, violet en hemelsblauw, en argeman als roodpurper, purper, of ook scharlaken. (Met dank aan Harry Sysling)
*) Deze tekst verscheen eerder in Raster nr 111, Over kleur.