DE KLOP OP DE DEUR

D

‘Vertel me een verhaal,’ beveelt de man met de baard die op de bank in mijn woonkamer zit. Ik moet toegeven dat de situatie niet echt plezierig is. Ik ben tenslotte iemand die verhalen schrijft, niet iemand die ze vertelt. En zelfs dat doe ik niet op bestelling.’

 Zo begint het verhaal ‘Ineens wordt er aan de deur geklopt’, van de Israëlische schrijver Etgar Keret. Het is het eerste verhaaltje in de bundel Verrassing en het grappigste dat ik in tijden gelezen heb.  Het gaat over het vertellen van verhalen.  Preciezer: over het verzinnen van een verhaal, ter plekke en onder dwang, want de man op de bank houdt hem onder schot. Een verhaal dus waar je leven van afhangt. Waar doet dat aan denken?

Juist: aan Sheherazade, die haar sprookjes vertelt om te overleven. Maar hier gaat het anders. Terwijl Sheherazade de sultan moeiteloos meesleept in haar verhaal, wordt de ikfiguur in dit verhaal al meteen na zijn eerste zin onderbroken, doordat er letterlijk gebeurt wat hij vertelt: als hij zijn verhaal begint met een klop op de deur, wordt er werkelijk op de deur geklopt, en komt er een tweede indringer binnen.

Ook die blijkt gewapend en eist eveneens een verhaal. ‘En geen geklop op de deur!’ waarschuwt de eerste hem. Maar opnieuw wordt er werkelijk op de deur geklopt: een pizzabezorger, die zich evenmin laat afschepen als de tweede indringer. Ook hij eist, onder bedreiging met een slagersmes, een verhaal.

Met de moed der wanhoop begint de verteller opnieuw en schetst de situatie waarin ze daar zitten. Maar dat wordt niet gepikt: ‘Dat is geen verhaal, dat is een ooggetuigenverslag. Dat is precies wat hier nu gebeurt. Precies waaraan we proberen te ontsnappen. (…) Gebruik je fantasie, man, wees creatief…’

De verteller begint opnieuw te vertellen, over een schrijver die een verhaal wil schrijven, maar hij weet niets te verzinnen, en hij wil het al opgeven, zegt hij, ‘als ineens….’

‘Ik heb je gewaarschuwd’ valt de Zweed me in de rede. ‘Geen geklop aan de deur.’
‘Ik moet wel’, houd ik vol, ‘ zonder klop op de deur is er geen verhaal.’
‘Laat hem,’ zegt de pizzajongen goedmoedig. ‘Gun hem wat speelruimte. Wil je een klop op de deur? Oké, jij je klop op de deur. Als we maar eindelijk een verhaal krijgen.’

Einde verhaal.

Die ‘klop op de deur’ blijkt dus onmisbaar voor zijn verhaal. Om een verhaal te verzinnen heeft hij een ‘klop op de deur’ nodig. Die fungeert als de startmotor van zijn verhaal: alleen zo kan het op gang komen. Maar juist op dat moment neemt de werkelijkheid hem steeds de wind uit de zeilen. Het verhaal stokt doordat wat hij wil vertellen steeds ècht gebeurt.

Dat krijg je ervan als je een verhaal vertelt over het vertellen van een verhaal. Want vertellen is: laten gebeuren. Maar alleen in taal. Als je iets vertelt dat op hetzelfde moment ook werkelijk gebeurt, dan treedt er kortsluiting op.  Wat het verhaal laat gebeuren mag niet op hetzelfde moment écht gebeuren. Verhaal en werkelijkheid sluiten elkaar uit. Dat is wat Keret in dit hilarische verhaaltje laat zien. De grap is dat Keret er toch een verhaal van weet te maken: wat hij laat gebeuren is het niet-gebeuren van wat die indringers willen – namelijk dat er een verhaal wordt verteld. En tegelijkertijd is het niet op-gang-komen van dat verhaal juist zijn verhaal, want er gebeurt steeds iets. De onderbrekingen van zijn verhaal vormen dus de motor van het verhaal dat Keret daarover vertelt.

Moraal van het verhaal: waar de werkelijkheid is, kan het verhaal niet zijn, en omgekeerd. Of anders gezegd: het gebeuren van een verhaal is per definitie on-werkelijk. (Een nuttige les voor de liefhebbers van ‘waargebeurde’ verhalen.)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Over de auteur

Piet Meeuse