EEN REGENPLAS
Een regenplas die rustig lag te zonnen
ontving opeens zomaar twee waardebonnen
ter waarde van een tientje, voor een taart
(vruchten of slagroom) van bakker De Waard.
De bonnen dreven maar zo’n beetje rond
De plas wist niet hoe hij ze kwijt moest raken.
Een slagroomtaart, dat leek hem niet gezond
En vruchten, bah, hij moest er haast van braken.
Toen scheurde er een auto door de plas
Het water spatte hoog, bijna een meter.
En toen het weer tot rust gekomen was
Voelde de plas zich opeens stukken beter.
De bonnen smakten neer op het trottoir
en lagen daar op hun gemak te drogen.
Een meisje met twee vlechtjes vond ze daar
en is toen naar de bakkerij getogen.
Zo kwamen die twee bonnen toch terecht
waar ze uiteindelijk wezen moesten.
Maar het meisje met de taarten – echt –
moest op weg naar huis opeens zo hoesten
dat ze per ongeluk de stoep afstapte
en bijna struikelde in dezelfde plas.
Zodat ze er een lelijk woord uitflapte
(Nee, ik zeg niet welk woord dat was.)
Toch is ze met de taarten thuisgekomen.
Eén slagroom en één vruchten: dubbel feest!
En met die plas ging het zoals met dromen:
als je ontwaakt dan zijn ze er geweest.