Gekaapt 12

G

24

De kaping is nog geen week oud, en nog steeds wereldnieuws, als het ‘interview’ met Aboe Hassan verschijnt in de wereldpers. Omdat het nieuwste nummer net verschenen was, had de redactie van het maandblad Maya besloten het te verkopen aan de New York Times, die het onmiddellijk publiceert, met een begeleidend commentaar waarin wordt vermeld dat de schrijfster, Sylvia Doorenbos, inderdaad voorkomt op de passagierslijst van het schip, en dat moet worden aangenomen dat zij dit stuk onder dwang heeft geschreven. De publicatie van de tekst wordt, ondanks de overduidelijk propagandistische strekking, gerechtvaardigd op grond van de nieuwswaarde en het algemeen belang. De tekst luidt als volgt:

GESPREK MET KOLONEL ABOE HASSAN

Door Sylvia Doorenbos

Het leven aan boord van de Arabian Nights is sinds enkele dagen ingrijpend veranderd. Het schip is gekaapt. Nadat een groot deel van de passagiers op de eerste dag al is vrijgelaten, verblijven wij, de overige passagiers, noodgedwongen in onze hutten. Die beperking van onze bewegingsvrijheid is natuurlijk vervelend, maar gezegd moet worden dat de kapers ons verder correct behandelen. De kaping is zo goed georganiseerd, dat na de eerste paniek de rust snel is teruggekeerd: iedereen weet waaraan men zich te houden heeft, de regels zijn duidelijk. We krijgen twee maal per dag goed te eten en onze privacy in de hutten wordt gerespecteerd. Maar iedereen hoopt natuurlijk op een spoedige en vreedzame afloop van deze onverwachte gebeurtenis.

Vandaag werd ik tijdens de maaltijd door twee mannen opgehaald. Ze brachten mij naar hun leider, die tot mijn verrassing blijkt te weten dat ik journaliste ben. Hij nodigde mij uit hem te interviewen, ‘zodat de wereld zal weten wie ik ben, en dat wij niet de bloeddorstige monsters zijn die de westerse media van ons maken.’  

Kolonel Aboe Hassan Bin Alhyia is een verrassend vriendelijke man, die mij ontspannen te woord staat. Hij zou door kunnen gaan voor de kapitein van het schip, maar zijn verantwoordelijkheid, zo maakt hij mij meteen duidelijk, reikt veel verder. Hij heeft de zware taak op zich genomen de Arabische wereld te bevrijden van het juk van vreemde overheersers.

Hij spreekt kalm, maar met grote overtuigingskracht. Ik bewonder de soevereine rust die hij uitstraalt temidden van de dodelijke dreiging die uitgaat van de Amerikaanse oorlogsschepen rondom. Hij stelt mij op mijn gemak en zegt dat ik hem alles vragen mag wat ik wil. Dan vat ik moed en vraag hem waarom hij de levens van zovele vreedzame toeristen bedreigt. ‘Dat ziet u verkeerd, mevrouw Doorenbos,’ zegt hij met een charmante glimlach. ‘ Wij hebben slechts het commando op dit schip overgenomen om onze vijanden te dwingen eindelijk gehoor te geven aan de roep om vrijheid van de Arabische volkeren.

Als ik hem vraag hoe hij ertoe gekomen is zijn leven in dienst te stellen van de Jihad, vertelt hij over zijn jeugd: hoe hij opgroeide in armoede op het Jemenitisch platteland en had gezien hoe zijn ouders werden uitgebuit, vernederd en verjaagd door grootgrondbezitters; hoe hij had leren lezen en schrijven dankzij een vriendelijke imam, die hem had ingewijd in het ware geloof, en hoe hij uiteindelijk tot de conclusie was gekomen dat een terugkeer naar de zuivere islam de enige oplossing was voor de Arabische problemen.    

‘Ik ben een vredelievend mens, mevrouw. Zie ik eruit als een moordenaar? Helaas zijn er omstandigheden die ook de zachtmoedigste mens dwingen, naar de wapens te grijpen. Wij kunnen niet langer dulden dat de ongelovigen en hun arabische handlangers onze rijkdommen stelen en de zuivere islam onderdrukken. Maar ons belangrijkste wapen is ons geloof, het geloof in het Zwaard van de Islam, dat ons zal bevrijden.’    

Zijn stem trilt van oprechte verontwaardiging als ik het woord ‘terrorisme’ laat vallen. ‘Weet u wat terreur is? Het systematisch gebruiken van valse benamingen voor de dingen: Het goede slecht noemen en het slechte goed. De rechtvaardige strijd tegen onderdrukking ‘terrorisme’ noemen, en terrorisme ‘hulp’ – dat is de terreur van de westerse media. Het is een sluipend gif dat u dagelijks druppelsgewijs wordt toegediend. Hebben wij soms geweld gebruikt? Nee, wij gebruiken alleen geweld als we ertoe gedwongen worden. Ontbreekt het u aan iets? Hebben wij u tot dusver niet goed verzorgd?’

Ik kan het alleen maar beamen. De kolonel kijkt me aan met een blik waarin ik niet alleen de doorstane pijn, maar ook de onoverwinnelijkheid van zijn Arabische ziel lees. Het is de blik van een held. Een blik die geen vrouw kan weerstaan.

Onmiddellijk na de publicatie brandt de discussie los in de Amerikaanse media en op het internet: wat is de nieuwswaarde van dit zogenaamde ‘interview’? Men spreekt er schande van dat de NYT zich laat gebruiken voor de doeleinden van islamitische terroristen. De krant verdedigt zich onder andere met het argument dat het niet-publiceren de veiligheid van de gijzelaars in gevaar had kunnen brengen, maar als het bedrag waarvoor het stuk is gekocht bekend wordt, is dat nauwelijks nog geloofwaardig.

Intussen wordt de tekst zelf in alle kranten en praatprogramma’s woord voor woord aan de meest uiteenlopende analyses onderworpen. Volgens sociaalpsychologische deskundigen bewijzen de laatste regels dat er duidelijk sprake is van het zg. Stockholmsyndroom bij mevrouw Doorenbos; anderen storten zich op de bizarre terreurtheorie van de kolonel en nog weer anderen wijzen op de doorzichtige truc om deze laffe gijzelingsactie voor te stellen als onderdeel van de Arabische Lente, en vroomheid te gebruiken als dekmantel voor terreur. Enzovoort, enzovoort.

 

 

Over de auteur

Piet Meeuse