Gekaapt 13

G

25

Bij de avondmaaltijd was de stemming aan tafel bijna opgewekt te noemen: de uitwisseling had blijkbaar iedereen goed gedaan, of misschien zat er ook wel wat opluchting bij dat het samenzijn met een ander nu achter de rug was. Hoe dan ook, er ontstond een levendig gesprek, waarin vooral Huub zich nieuwgierig toonde naar wat er in de andere hutten was gebeurd.
‘En Olaf, heb je mijn vrouw een beetje in toom kunnen houden?’
‘Onmogelijk!’ zei Olaf met een grijns, ‘Ze heeft me alles over jullie verteld.’
‘O god,’ kreunde Huub, ‘nu ligt mijn hele leven op straat!’
‘’t Is nogal een straat!’ zei Tineke met een scheve blik op haar man. ‘Maak je maar geen zorgen. Olaf heeft mij de eerste beginselen van het schaakspel bijgebracht. We hebben gezellig geschaakt.’
Sylvia lachte.
‘Ik wed dat je ‘m verslagen hebt!’
Tineke schudde haar hoofd.
‘Nog niet. Maar remise is toch ook niet slecht voor een beginner?’
Brenda wierp een snelle blik op Olaf en vervolgens op Tineke. Met een geforceerde glimlach zei ze:
‘Remise? Dat is typisch Olaf. Hij wil niet winnen van een vrouw…’
‘Maar blijkbaar ook niet verliezen,’ zei Sylvia.
‘En wat voor vrouwengeheimpjes hebben jullie uitgewisseld?’ vroeg Huub.
‘Haha!’ lachte Sylvia. ‘Ja, als je dát eens wist…’
Brenda kon een lichte blos niet verbergen, terwijl Olaf een liefdevolle blik op zijn vrouw wierp.
‘En wat heb jij eigenlijk gedaan?’ vroeg Tineke aan Huub.
‘Ik heb mijn zondige leven overdacht,’ zei hij, naar de schotel met salade reikend.

Het leek wel alsof ze al bijna vergeten waren in welke penibele situatie ze zich bevonden, zo ontspannen sprongen de opmerkingen over tafel heen en weer. Tot plotseling de dubbele deuren van de eetzaal luidruchtig opengestoten werden: twee gewapende mannen stapten naar binnen en duwden een derde, de handen geboeid op de rug, voor zich uit.
Alle gesprekken verstomden op slag en iedereen keek geschrokken toe. De geboeide man zag er niet goed uit: zijn linkeroog was dichtgeslagen, zijn mond hing een beetje open en er zat bloed op zijn gezicht.
Tineke was de eerste die hem herkende.
‘O god,’ fluisterde ze. ‘Scott!’
Opnieuw ging de deur open. Er kwam een man binnen van wie iedereen onmiddellijk begreep dat dit Aboe Hassan moest zijn. De leider van de kapers, die zich niet eerder had vertoond, posteerde zich wijdbeens naast het slachtoffer en keek uitdagend de zaal in.
‘Ladies and gentlemen,’ zei hij, luider dan nodig was, ‘mag ik u voorstellen: meneer Scott McDonnell, een van uw medepassagiers, die het nodig vond onze instructies te overtreden. Bekijkt u hem goed. Hij heeft geluk gehad.’
Aboe Hassan liet een berekende stilte vallen.
Scott sloot zijn mond en probeerde zijn rug te rechten.
‘Wij hebben hem niet geëxecuteerd, zoals hij verdiend had. Want wie zijn hut verlaat zonder onze toestemming, verdient de dood.’
Weer zweeg hij even voor hij verder ging:
‘En de volgende die het probeert, zal zonder pardon ter dood gebracht worden.’
Opnieuw laste hij een pauze in.
‘Onze vriend hier, ‘ hij wees op Scott McDonnell, ‘weet nu dat hij zijn leven aan ons te danken heeft. En u, dames en heren, weet waaraan u zich te houden heeft. Onze
Heilige Strijd is nog niet ten einde. Allahu Akbar!’
Aboe Hassan greep zijn revolver uit zijn holster en schoot met omhoog gestrekte arm, terwijl hij strak voor zich uit bleef kijken, in het plafond. Een paar kunststofscherven dwarrelden neer in een wolkje stof.
‘Ik wens u een prettige voortzetting van de maaltijd.’
Hij keerde zich om en verdween door de dubbele deuren, gevolgd door zijn twee mannen.
De groepen aan de drie tafels bleef geschrokken achter. Niemand zei iets. Scott stond daar nog steeds en draaide nu langzaam zijn hoofd om naar de deuren; hij leek verbaasd dat hij alleen achtergelaten was. Daarna begon hij langzaam in de richting van ‘zijn’ tafel te lopen. Een van de zaalbewakers kwam naar hem toe. Onzeker van diens bedoelingen, bleef Scott stilstaan. Maar het bleek alleen maar om hem te bevrijden van de plastic polsbandjes die zijn handen op zijn rug hielden.
‘O Scott, wat is er gebeurd?’ fluisterde Sylvia.
Scott glimlachte flauwtjes terwijl hij ging zitten. Tineke reikte hem over de tafel heen een servetje aan.
‘Je zit onder het bloed,’ zei ze. ‘Hier.’
Ze wees op haar eigen gezicht de plek aan.
Met een licht trillende hand pakte Scott het servetje aan en begon zijn gezicht schoon te wrijven.
‘Well,’ zei hij, ‘dat was dus onze beschermheer. En hoe is het met jullie?’
Hij bracht de servet naar zijn mond en spuwde er zo onopvallend mogelijk een van zijn tanden in.
‘Wij maakten ons grote zorgen over jou,’ zei Huub. ‘Maar godzijdank ben je er weer,’
‘Vertel, vertel,’ zei Sylvia. ‘Wat is er met je gebeurd?’
‘Ach laat die man even op adem komen!’ zei Tineke. ‘Hier. Probeer wat te eten.’
Ze schoof de schaal met salade naar hem toe.

Over de auteur

Piet Meeuse