Gekaapt 20

G

39

Sylvia zat notities te maken op het papier dat ze van Olaf had gekregen. Na twee dagen was ze weer terug in haar eigen hut en ze had eindelijk besloten dat ze moest proberen om de gebeurtenissen van de laatste dagen in de juiste volgorde te beschrijven. Als ze het nu niet deed, zou het haar later de grootste moeite kosten, zich alles goed te herinneren. Tenminste – als ze deze toestand zou overleven. Dat was allerminst zeker, besefte ze, maar je moest er toch van uitgaan dat die kans op z’n minst bestond. En dan zou ze er absoluut een boek over willen schrijven.
Maar het lukte haar niet. Wat ze opschreef waren lukrake aantekeningen. Ze had wel geprobeerd om alles ordelijk op te schrijven, maar ze kon zich eenvoudig niet concentreren. Er vloog van alles door haar hoofd en na een paar kromme zinnen, die halverwege vastliepen, had ze het opgegeven. In plaats daarvan noteerde ze maar gewoon wat er in haar opkwam – snel, in losse flarden, met horten en stoten, zonder chronologie, schreef ze op wat ze zich herinnerde van de verschillende gesprekken, hoe Aboe Hassan eruit zag, wat haar was opgevallen aan Scott, en aan de anderen, hoe de hutten waren ingericht, wat ze gegeten hadden.
Er zat geen enkel systeem in en dat ergerde haar steeds meer. Nadat ze zo twee velletjes had volgeschreven, hield ze ermee op. Ze vouwde ze zuchtend dicht en ging op haar bed liggen. Hoe lang kon dit nog duren? En wat moest ze Aboe Hassan vertellen over Scott?

Met een schok schrok ze een uur later wakker. Er was op haar deur gebonsd, en nu gebeurde het opnieuw. Ze sprong op en liep naar de deur. Het was al geen verrassing meer toen ze opendeed en de kaper zag, die haar met zijn pistool beduidde mee te komen.
Al had ze niet de gelegenheid gehad om zich nog een beetje op te knappen, toch voelde Sylvia zich redelijk zeker van zichzelf. Terwijl ze door de gangen liepen, betrapte ze zichzelf erop dat het vooruitzicht van een nieuwe ontmoeting met Aboe Hassan haar zelfs een beetje opwond.
Op de brug stond Aboe Hassan naar buiten te staren, toen Sylvia met haar begeleider binnenstapte. Er werden een paar woorden gewisseld en de kaper verdween. Aboe Hassan draaide zich om. Het was hem aan te zien dat de spanning zijn tol begon te eisen: zijn ongeschoren gezicht zag er grauw uit en hij keek haar aan met een vermoeide, sombere blik.
‘Zo Sylvia, ‘ begon hij, ’Hoe gaat het?’
Het was de eerste keer dat hij haar bij haar voornaam noemde; het bezorgde haar een licht gevoel van triomf. Ze glimlachte en schikte een lok achter haar oor.
‘Ach,’ zei ze, ‘ik heb me wel eens beter gevoeld.’
‘Ik hoop dat je je een beetje vermaakt hebt in het gezelschap van meneer McDonnell?’
‘O jawel. Hij is geen slecht gezelschap.’
‘Mooi zo. En wat hebben jullie zoal besproken?’
‘Tja… Wat niet, zou ik bijna zeggen. Van het weer in Schotland tot de excursie naar de piramiden, vanuit Suez. Het was best gezellig.’
Aboe Hassan bekeek haar aandachtig terwijl hij zijn snor bevoelde.
‘Wat vind je eigenlijk van hem?’ vroeg hij na een ogenblik stilte.
Sylvia haalde haar schouders op.
‘Een sympathieke man. Vriendelijk, behulpzaam. Een echte Brit, zou ik zeggen. Ik begrijp niet wat u tegen hem heeft.’
‘Dat hoef jij ook niet te begrijpen, Sylvia. “Een echte Brit”, zeg je. Dat is voor mij reden genoeg om hem te wantrouwen. Weet jij wat de Britten in dit deel van de wereld hebben uitgespookt?’
Sylvia schudde haar hoofd.
‘Ik ben niet zo goed in geschiedenis.’
Aboe Hassan liet zijn tanden zien in een brede grijns.
‘Ik wel,’ zei hij, en liet er meteen op volgen: ‘Ben je met hem naar bed geweest?’
Hoewel ze er rekening mee had gehouden dat hij zoiets zou vragen, verraste de vraag haar toch nog. Haar verbazing was niet gespeeld.
‘Waarom zou ik? Denkt u dat dat zo gemakkelijk gaat? ‘
Ze schudde haar hoofd, en kon niet nalaten te glimlachen.
‘Als u het weten wilt: hij is een gentleman. Hij heeft keurig op de bank geslapen, en liet mij het grote bed.’
Aboe Hassans gezicht verstrakte. Hij liep naar de kaartentafel, ging zitten en wees haar de andere zetel.
‘Zo schieten we niet op! Je weet wat de opdracht was. Dus ik wil nu van jou horen wat je te weten bent gekomen.’
Sylvia trok zuchtend haar wenkbrauwen op en leunde achterover.
‘Oké… Hij is schrijver, hij schrijft thrillers, vertelde hij me. En hij is weduwnaar: zijn vrouw is een paar jaar terug overleden. Sindsdien reist hij veel. Over de hele wereld. Maar ook vroeger was hij voor zaken veel in het buitenland.’
‘Wat voor zaken?’
‘Daar was hij nogal vaag over. Het had iets te maken met het regelen van vergunningen voor de export van machines, of zo… Ik kreeg de indruk dat hij vooral onderhandelingen voerde met autoriteiten in voormalige Britse koloniën. In India en Pakistan bijvoorbeeld.’
Aboe Hassan hield zijn handen tegen elkaar gedrukt voor zijn gezicht, alsof hij wilde bidden, en raakte met zijn vingers zijn lippen aan. Daarbij staarde hij nadenkend langs haar heen.
‘Wat heeft hij je daarover precies verteld?’
Sylvia dacht een ogenblik na.
‘Dat hij grote moeite had met de mentaliteit van de ambtenaren daar… En dat hij er vaak samenwerkte met Amerikanen.’
Aboe Hassan knikte.
‘Zie je? Dat bedoel ik…’
‘Maar daarom wil hij u ook graag spreken, zei hij tegen mij.’
‘O ja?’ vroeg Aboe Hassan met een geamuseerde blik op haar.
’Hij denkt dat hij u kan helpen…’
Hij barstte uit in een luide lach, die even snel opkwam als weer verdween.
‘Wat voor Amerikanen?’
‘Dat weet ik niet precies. Lui van de Amerikaanse ambassade, geloof ik.’
‘Heeft hij namen genoemd?’
‘Nee.’
De kolonel stond op. Plotseling begon hij op geagiteerde toon in het Arabisch te praten. Sylvia schrok, ze begreep er geen woord van. Wat wil hij? vroeg ze zich af, waarom spreekt hij opeens geen Engels meer? Is het om zijn frustratie af te reageren? Om stoom af te blazen? Of staat hij me uit te schelden?
Opeens was het afgelopen: Aboe Hassan zweeg.
Hij wendde zich van haar af, keek zwijgend naar buiten.
Sylvia bekeek haar nagels en probeerde haar verwarring de baas te blijven. Wat was de bedoeling van deze uitbarsting?
‘Kunt u dat voor mij vertalen?’ vroeg ze ten slotte maar.
Langzaam schudde hij zijn hoofd.
‘Nee,’ zei hij. ‘Nee. Arabisch is de taal van de waarheid, en die begrijpen jullie toch niet.’
Hij draaide zich weer naar haar toe en keek haar aan met een triomfantelijke glimlach.
Sylvia maakte een hulpeloos gebaar.
‘Als u de wereld wilt overtuigen van die waarheid, ‘ probeerde ze, ‘dan zult u toch moeten proberen die te vertalen…’
Gedecideerd schudde hij van nee.
‘Niet nodig! Nog een paar dagen en de waarheid zal zo duidelijk spreken dat niemand een vertaling nodig heeft. Je bent een waardeloze spion, Sylvia. ’

Over de auteur

Piet Meeuse