Gekaapt 24

G

49

Brenda was wakker geschrokken van de eerste schotenwisseling. Ze zat meteen rechtop in bed en schudde Olaf ruw door elkaar.
Die had even nodig om bij zijn positieven te komen, maar toen het lawaai op de gang de geluiden van het vuurgevecht begon te overstemmen, en er even later ook op hun deur werd gebonkt, begreep hij dat er een beslissend moment in de kaping was aangebroken. Hij sprong uit het bed, schoot zijn broek aan en wilde de deur open doen. Maar Brenda riep: ‘Stop! Niet opendoen!’
Olaf draaide zich naar haar om.
‘Waarom niet?’
‘Daarom niet! Ze schieten je kapot!’
Olaf probeerde te verstaan wat de stemmen op de gang riepen.
‘Ze willen ons geloof ik in de eetzaal hebben.’
‘Nee!’ zei Brenda, en ze schudde heftig haar hoofd. ‘Doen we niet. Zolang er geschoten wordt blijven we hier binnen. Dat is veel veiliger.’
De plotse resoluutheid van zijn vrouw verraste Olaf. Een moment stond hij besluiteloos naast het bed. Toen kwam hij tot de conclusie dat ze gelijk had: de deur zat van binnenuit op slot, en dat ze hem in zouden trappen leek hem onwaarschijnlijk.
Hij liet zich terugzakken op het bed.
‘Zou de bevrijdingsoperatie zijn begonnen?’ vroeg hij zich af.
Brenda klauwde zich vast aan haar kussen, ze nam de foetushouding aan en luisterde met grote angstogen naar het lawaai van veraf en dichtbij. Het leek of het hele schip plotseling in beroering was, alsof er overal tegelijk paniek was uitgebroken. Wat was er allemaal gaande?
‘Kom hier,’ zei ze, en ze stak een arm naar achter. ‘Hou me vast, Olfie. Ik ben zo bang…’
Olaf ging achter haar liggen en schoof zijn lichaam tegen het hare. Hij legde zijn vrije arm om haar heen. Olfie – zo noemde ze hem alleen op heel intieme momenten, bedacht hij ontroerd. Hij legde zijn hand op haar buik.
Zij legde haar hand op de zijne. Zo lagen ze een ogenblik stil te luisteren naar het lawaai van voetstappen en stemmen op de gang, en het pok-pok-pok van de schoten die verderweg werden afgevuurd.
‘Weet je, Olfie…’ begon ze, maar er kwam geen vervolg.
‘Wat dan?’ vroeg hij na een seconde of vijf.
‘Het is wel een raar moment,’ zei ze, ‘maar ik zeg het toch…’
‘Wàt… wat bedoel je?’
‘Ik denk dat ik zwanger ben.’
‘Echt?!’ riep Olaf uit. Hij richtte zich half op, en kuste haar in haar nek.

50

Op de brug kon Scott McDonnell bijna niet geloven dat hij zomaar, van het ene moment op het andere, alleen gelaten werd. Vrij om te doen wat hij wilde, om te gaan waar hij wou…! Het overviel hem zo, dat hij niet wist wat te doen.
Hij keek om zich heen; ja, iedereen was weg. Hij was echt alleen. Blijkbaar was dit het beslissende moment… I’ll be back in a minute, had Aboe Hassan gezegd. Maar hoe lang die minuut zou gaan duren, wist niemand.
Veel tijd om iets te bedenken kreeg hij niet, want opeens brak de hel los: een felle schijnwerper zette de brug in het licht en twee seconden later sneuvelden alle ruiten tegelijk in de kogelregen die de gevechtshelikopter uitsproeide. Scott had zich plat op de grond laten vallen. Hij voelde een stekende pijn in zijn linker arm. Vloekend kroop hij onder de kaartentafel, terwijl hij bedacht hoe logisch het was dat ze bij een bevrijdingspoging juist de brug onder vuur zouden nemen. Daarom was Aboe Hassan natuurlijk meteen verdwenen!
Hij tijgerde verder in de richting van de schuifdeur, die intussen ook aan barrels was geschoten, en wachtte tot het schieten op zou houden. De verlichting op de brug was uitgevallen, maar dat viel pas op toen de schijnwerper van buiten wegzwenkte, het geschut zweeg en het oorverdovende lawaai van de heli snel afnam en wegstierf in de tropennacht.
Scott kwam moeizaam overeind. Hij probeerde zijn linkerarm te bekijken maar het was te donker. Hij voelde wel dat hij bloedde. Voorzichtig over de glasscherven heen stappend verliet hij de brug. Hij kende hier de weg niet, en was bovendien beducht voor onverhoedse ontmoetingen met kapers, die in deze omstandigheden ongetwijfeld niet zouden aarzelen te schieten op alles wat bewoog. Er brandde een soort noodverlichting in de schemerige, verlaten gang die hij door liep tot hij een trap bereikte die links naar beneden voerde. Hij daalde de trap af. Liep een andere gang door. En nog steeds kwam hij niemand tegen. Wel hoorde hij het pok-pok-pok van een vuurgevecht dat ergens op het schip aan de gang was. Op goed geluk sloeg hij rechtsaf, een andere gang in, daalde opnieuw een trap af, en bleef staan voor een dubbele deur waarachter hij geroezemoes hoorde.
Was dit misschien de eetzaal? En wie waren daar dan op dit uur? Aandachtig luisterde hij een poosje naar de stemmen, en concludeerde toen dat het passagiers moesten zijn die hier bijeen gebracht waren. Na een kortstondige aarzeling nam hij een besluit en duwde de deur open.

Het was inderdaad de eetzaal waar Scott MacDonnell binnenstapte. Er hing een sfeer van onderdrukte opwinding onder de passagiers die daar bijeen zaten. Men sprak met gedempte stem, en veel mensen keken ongerust om zich heen, op zoek naar degenen die ze hier misten. De twee bewakers hadden hun bivakmutsen weer op en vertoonden ook tekenen van nervositeit.
Toen Scott de deur open deed, reageerde een van de twee geschrokken door zijn kalashnikov op hem te richten, maar hij gebruikte het wapen alleen om er een geïrriteerd gebaar mee te maken, dat betekende: ‘ga zitten, en gauw!’
Gehaast zocht Scott een plekje aan een van de tafels, en begon ook rond te kijken of hij bekenden zag. Het duurde even voor hij Sylvia ontdekte, die hem meteen bij binnenkomst had gezien en al een tijdje probeerde zijn aandacht te trekken. Ze zat niet ver bij hem vandaan, maar toen ze een poging deed dichter bij hem in de buurt te komen, werd ze meteen bars tot de orde geroepen: ‘Sit! Sit down!’
Meteen vielen alle gesprekken stil; iedereen keek verschrikt naar de kaper die zijn stem had verheven. En in dat moment van stilte werd het schieten weer duidelijk hoorbaar. Dichterbij nu, leek het. Pok-pok! tatatata! De mensen aan de tafels doken onwillekeurig een beetje in hun schouders en luisterden angstig naar de geluiden.
Opeens – BANGG!!! – werd een van de toegangsdeuren tot de eetzaal met geweld open gestoten en drie kapers stormden naar binnen. Twee van hen posteerden zich bij de ingang, terwijl de derde, in wie Sylvia Aboe Hassan herkende, verder om de tafels heen liep en zijn blik door de zaal liet gaan.
‘Allahu akbar!’ riep hij luid.
‘Ladies and gentlemen!’ ging hij verder in het Engels. ‘De grote dag is aangebroken… De dag van de wraak en de vergelding! Fonteinen van vuur en bloed…. Strijdend tot de laatste man zullen wij het Paradijs binnengaan, en u zult tot uw laatste ogenblikken getuige mogen zijn van onze glorieuze Jihad! Prijs u gelukkig!’
Met twee handen hief hij zijn automatisch geweer in de lucht, en vuurde een paar schoten af, die twee plafondplaten vernielden en alle gijzelaars de stuipen op het lijf joegen.
Hij is krankzinnig, dacht Scott, en hij gaat ons als menselijk schild gebruiken. Ik heb een verkeerde keus gemaakt. Met afgrijzen keek hij naar Aboe Hassan, die met een brede grijns op zijn gezicht zijn toespraak hervatte:
‘Ja, prijs u gelukkig dat u dit mag meemaken, en met uw bloed bezegelen….’
Die laatste woorden gingen verloren in het zwaar dreunende geluid van een explosie die het hele schip doortrilde. Iedereen voelde het, en ogenblikkelijk brak er paniek uit: er werd gegild en gevloekt, links en rechts sprongen er nu mensen op en terwijl er in het wilde weg geschoten werd, doken anderen onder de tafels. Op handen en voeten probeerden ze gebruik te maken van de verwarring en weg te komen uit de eetzaal.
Wild om zich heen schietend sprong Aboe Hassan op een tafel. Hij lachte luid en kraaide van plezier, alsof hij zich eindelijk bevrijd voelde van een zware last.
‘Allahu akbar!’ riep hij, ‘Allahu akbar! Hahahaha! Allahu akbar!’

EINDE VAN DEEL 1

Over de auteur

Piet Meeuse