Gekaapt 7

G

17

Nadat Sylvia een korte inleiding had geschreven van twee alinea’s, en ze de complete tekst samen nog eens hadden doorgenomen, stond Aboe Hassan op. Hij rekte zich uit en geeuwde, waarna zijn rechterhand liefkozend de revolver in zijn holster streelde.
‘Goed werk, mevrouw Doorenbos. Wij zullen het naar uw redactie-adres mailen.’
‘Maar u had de internetverbinding toch geblokkeerd?’
‘Die kunnen we dus ook herstellen, als het nodig is.’ zei hij, om de kaartentafel heen lopend. ‘Een schip als de Arabian Nights is werkelijk een hoogstandje van moderne techniek. Jammer dat het binnenkort als een wrak op de bodem van de oceaan zal liggen.’
‘En wie schiet daar wat mee op?’ vroeg Sylvia, terwijl ze haar stoel achteruit schoof.
De plompverloren reactie verraste haarzelf bijna net zo als ze Aboe Hassan verraste. Ik ben moe, ik moet oppassen, dacht ze.
Hij stond aan de andere kant van de tafel en keek haar aan met een ironische uitdrukking, die ze nog niet eerder bij hem gezien had. Toen boog hij zich naar haar toe, steunde met beide handen op het tafelblad en zei:
‘Die vraag had u ook kunnen stellen bij de verwoesting van Troje, bij de vernietiging van Babylon, bij het bombardement op Dresden of bij de ineenstorting van de Twin Towers, mevrouw Doorenbos. Wie schiet er wat mee op? Hah!’
Hij richtte zich op, krabde zijn slecht geschoren kaak, en begon te doceren:
‘Vernieting is de motor van de geschiedenis! Het is de geschiedenis die ermee opschiet, mevrouw. En het is nu aan ons om die geschiedenis verder te schrijven. In naam van Allah, de Barmhartige! Haha. Het verhaal van de ondergang van de Arabian Nights zal dat van de Titanic doen verbleken. Het zal een mijlpaal zijn in de geschiedenis van de komende eeuwen, zoals de val van Constantinopel in 1453 dat was, en mijn naam zal daar voor eeuwig aan verbonden zijn.’
Intussen had Sylvia haar laptop dichtgeklapt en haar voicerecorder ingeschakeld.
In het vuur van zijn betoog leek het Aboe Hassan te ontgaan, of misschien vond hij het juist prima dat zijn woorden werden opgenomen.
‘De hele wereld kijkt toe, en op mijn schouders rust de verantwoordelijkheid om van deze kaping een keerpunt in de geschiedenis te maken. Wie heeft de macht van Amerika gebroken? – zo zullen de historici zich afvragen. En het antwoord zal zijn: Aboe Hassan Bin Alhyia. Aboe Hassan de Geweldige!’
Triomfantelijk keek hij Sylvia aan.
‘U kunt het zich nog nauwelijks voorstellen, niet?’
‘Nee,’ zei Sylvia. ‘Eerlijkgezegd niet.’
‘U beseft nog steeds niet van welke historische gebeurtenis u getuige bent?’
‘Ik interesseer me meer voor de werkelijkheid die ik meemaak dan voor de geschiedenis,’ zei ze.
‘Ach, de werkelijkheid….’
Aboe Hassan schudde meewarig grijnzend zijn hoofd over zoveel domheid.
‘Weet u, mevrouw Doorenbos, toen ik nog in Londen studeerde, heb ik me over niets zo verbaasd als over die westerse obsessie met “de werkelijkheid”. Wat is dat voor iets? Een hersenschim! U zit hier met mij, op de brug van een schip, in de duisternis van de Indische Oceaan, en u denkt dat dat ‘de werkelijkheid’ is. Maar het is niets – een chaotische warreling van indrukken, gedachten en wegtikkende seconden. Het vervliegt, als een droom…’
Hij pauzeerde even, en staarde met een dromerige blik de nacht in.
‘Wat studeerde u in Londen?’ vroeg Sylvia.
‘Chemie,’ zei hij, ’daar begon ik mee. Maar na een jaar had ik daar genoeg van. Daarna filosofie. En toen ik daar genoeg van had geschiedenis en literatuurwetenschap…’
‘Dat is nogal wat,’ zei Sylvia. ‘Maar dat klinkt heel anders dan dat leven vol vernederingen wat u schetste in uw interview…’
Aboe Hassan grijnsde.
‘Dat bedoel ik, mevrouw Doorenbos. Die zogenaamde werkelijkheid van u is totaal oninteressant. Waar het op aankomt is er een verhaal van te maken dat de mensen aanspreekt. Een dramatisch verhaal. Dat is het enige wat overblijft. Zo wordt de geschiedenis geschreven.’
Een gesjeesde student, dacht Sylvia. Hij hangt de filosoof uit, maar heeft natuurlijk geen een studie afgemaakt. Toen schoot haar door het hoofd wat Scott gezegd had: zijn vertrouwen zien te winnen. Vooral persoonlijke dingen vragen.
‘Heeft u kinderen, kolonel?’
‘Natuurlijk. Maar wat heeft dat….’
‘Hoeveel?’ ging ze meteen door.
Aboe Hassan keek haar verbaasd aan. Na een paar seconden veranderde zijn verbazing in een geamuseerde glimlach.
‘Meer dan u, denk ik zo.’
Sylvia kaatste een glimlach terug.
‘Waarom denkt u dat?’
‘Ik ken uw type: westerse jonge vrouw, ambitieus – geen kinderen, of zo laat mogelijk…’
‘Ahh, u heeft niet alleen maar gestudéérd in Londen, merk ik.’
Sylvia voelde dat het nu de goede kant op ging. Ze leunde achterover in haar stoel en vouwde haar handen quasi-ontspannen achter haar hoofd.
De kolonel greep naar de borstzak van zijn khaki hemd. Hij haalde een pakje sigaretten tevoorschijn, en terwijl hij haar een ondoorgrondelijke blik toewierp, stak hij een sigaret tussen zijn dunne lippen.
‘Maar u heeft vast geen westerse vrouw getrouwd,’ probeerde ze het gesprek op gang te houden.
Aboe Hassan pakte een stoel, ging zitten en gaf zichzelf vuur uit een ouderwetse benzine-aansteker. Hij inhaleerde diep, waarna hij de rook die hij uitblies nakeek, schuin omhoog, alsof hij zocht naar een antwoord. En plotseling was hij daar weer: die lach met dat roofdiergebit.
‘Dus dat zijn de dingen die u interesseren?’ vroeg hij toen hij uitgelachen was.
‘Ja,’ zei Sylvia. ‘Dat soort dingen interesseert mij, en mijn lezeressen.’
‘Ik heb drie zoons, en een dochter. En zij zullen trots zijn op hun vader.’
‘Ze zullen hun vader missen, denk ik.’
‘Wat weet u daarvan? Ze kennen mij nauwelijks.’
‘Wat jammer… Mist u ze niet?’
Aboe Hassan trok heftig aan zijn sigaret.
‘Nee.’
Daarna stond hij op, riep iets naar de mannen die nog steeds bij de deur stonden, en zei met een hoffelijk knikje:
‘U kunt gaan, mevrouw Doorenbos. De laptop mag u hier laten. Die hebben we nog nodig. Goedenavond.’

Over de auteur

Piet Meeuse