Het zuinige mondje

H

 

Je mag mensen niet op hun uiterlijk beoordelen, heb ik vroeger geleerd. Maar het is een voorschrift dat steeds moeilijker uitvoerbaar lijkt: in ons mediatijdperk draait alles juist om representatie en uiterlijk. De kleren maken de man, en de vrouw niet minder. Hoe ruimdenkend je ook bent – het blijft moeilijk om daar doorheen te kijken. Bovendien: hoe doe je dat als je niets anders hebt dan dat uiterlijk om te oordelen? Bijvoorbeeld als je naar een geschilderd portret kijkt?

Ik bekijk een reproductie van de Madonna met kind van Jean Fouquet (ca 1450, Melun Dyptiek). Ik heb het schilderij vaker gezien: die merkwaardige, vorstelijke madonna met die ene ontblote borst. Ik kijk naar die borst, die zo teder en royaal uit haar jurk barst. En dan zie ik dat zuinige mondje, en ik vraag me opeens af of het klopt dat bijna alle middeleeuwse afbeeldingen van de Moeder Gods die ik me voor de geest kan halen datzelfde zuinige mondje hebben: zo’n klein, geknepen mondje.
Hebben niet alle devote afbeeldingen van de Maagd een soortgelijk gezicht: eivormig, regelmatig, zonder persoonlijke trekken? Niet lelijk, maar evenmin erg aantrekkelijk. Vaak ook met een zedig neergeslagen blik. Alsof ze weet dat ze bekeken wordt. Met hetzelfde, geknepen kleine mondje. Maar door het contrast, in dit schilderij, tussen die vriendelijke, gulle borst en dat zuinige mondje lijkt het opeens meer betekenis te krijgen. Is het erg freudiaans om dat zuinige mondje te associëren met de mythe van haar maagdelijkheid? Misschien wel, maar anderzijds: als volle lippen altijd met sensualiteit en zinnelijkheid worden geassocieerd, dan ligt deze associatie toch evenzeer voor de hand. Waardoor dat geknepen mondje met die smalle lipjes een symbool wordt voor haar kuise geslacht: verboden toegang. ‘Ik zeg niks. Ik laat alleen mijn kindje zien.’

Is het daarom, vraag ik me opeens af, dat bijna alle middeleeuwse afbeeldingen van Maria met haar kind – en trouwens ook die van de heiligen en van de volwassen Jezus – zo’n melancholieke uitdrukking hebben? Het zijn geen gelukkige mensen. Als ze al iets uitdrukken, dan is het ernst, zwaarmoedigheid. Terwijl toch de boodschap een Blijde Boodschap heette te zijn. Hoe zit dat?
Pas met de Renaissance komt er iets menselijks, iets warms, iets zinnelijks in de madonna’s met kind. Voor die tijd overheerst het stereotype van de icoon. Dat wil zeggen: het heilige, het ‘mysterie’. Of het dogma.

Maar de Madonna met kind van Fouquet balanceert op de rand: het is laat-middeleeuws, en de lieflijke, gastvrije, gulle, ontblote borst contrasteert merkwaardig met de geresigneerde, vorstelijke uitdrukking van de Maagd. Met haar zedig neergeslagen blik en haar zuinige mondje. Haar geslachtelijkheid botst met haar maagdelijke, goddelijke status.
Een soortgelijke tegenstelling bestaat trouwens ook tussen haar twee borsten: zo gul en rond en royaal als haar linkerborst zichtbaar is, zo teruggetrokken, haast schuw en onwaarschijnlijk weggestopt is haar rechterborst – die anatomisch ook op een rare plaats zit, bijna onder haar oksel. Het lijkt alsof die weggemoffeld is uit compenserende schaamte voor de ontbloting van de andere.

Dat zuinige mondje, dat moet ik toch eens verifiëren bij andere madonna’s. (Bij die van Van Eyck valt het nogal mee, zie ik: zijn Maria’s hebben bijvoorbeeld redelijk volle lippen – wat ook past bij zijn grote aandacht voor het zintuiglijke en het materiële – vgl. zijn stofuitdrukking.) Het zijn geloof ik vooral de oudere, de diep-middeleeuwse maagden, en die van de oosters-orthodoxe iconen, wier verzegelde mond schaamte over hun geslachtelijkheid lijkt te verraden.

***

Nadat ik een paar honderd afbeeldingen van madonna’s met kind heb bekeken, waarbij ik me vooral geconcentreerd heb op het type van de virgo lactans, de zogende madonna, heb ik er een paar ontdekt die anders zijn. Bijvoorbeeld een van de Meister von Frankfurt, Maria Lactans, die een afwijkend beeld laat zien: ook deze Maria houdt haar mond gesloten, maar deze mond heeft absoluut iets zinnelijks in de welving van haar lippen. Deze schilder (1460 – plm 1533) was 40 jaar jonger dan Fouquet.
Hans Memlinc (1430 -1494), een tijdgenoot van Fouquet (1420-1480), heeft ook een paar merkwaardige zogende Maria’s gemaakt, waarbij de ontblote borst veel te hoog zit, en te klein is – anatomisch zo onwaarschijnlijk dat het lijkt alsof hij alleen het idee van het zogen heeft willen weergeven en terugschrok voor het afbeelden van een werkelijke borst. Maar op een andere schilderijen doet hij dat dan weer wèl. Mogelijk was de ene opdrachtgever in dit opzicht ruimdenkender dan de andere?
Ook de Maria lactans van Joos van Cleve (1464-1540) is een prachtig exemplaar – en het enige dat ik ken waarop de maagd glimlacht en haar lippen lichtjes opent, wat haar meteen een veel sympathieker en toegankelijker uitstraling geeft.

Al deze schilders uit de 15e eeuw stonden op de drempel van de nieuwe tijd, en dat is aan hun Madonna’s te zien. Enerzijds houden ze vast aan de devote traditie, maar anderzijds zijn ze in hun aandacht voor zintuiglijke details al duidelijk renaissancistisch, en vertonen hun Maria’s menselijke trekjes. Al zijn het nog geen vrouwen van vlees en bloed, zoals die van de barok. En juist dit aarzelen op de grens tussen devotie en sensualiteit verleent deze schilderijen hun speciale bekoring.
Uit de barok zijn overigens ook afbeeldingen van Maria bekend die naar het wellustige doorslaan. Zoals de ‘Lactacao de Sao Bernardo’, van de Portugese Josefa de Óbidos, waarop een uitgesproken sensuele Maria met volle rode lippen een straaltje melk uit haar volle borst sprietst naar de heilige Bernardus, die het geknield, op enkele meters afstand, verzaligd in zijn mond opvangt. (Is het toeval dat juist deze voorstelling uitgerekend door een vrouw is geschilderd?) Het christuskind probeert intussen duidelijk weg te glippen van haar schoot. Het is een bijna komisch tafereel, en je kunt je nauwelijks voorstellen dat het devote katholieken ooit tot vrome gedachten geïnspireerd zou hebben.

***

De madonna met kind van Fouquet blijft een merkwaardig geval. Het zou een portret zijn van Agnès Sorel, de maîtresse van koning Karel VII, en alles aan haar drukt ook veeleer aristocratische en wereldse elegantie uit dan religieuze devotie. Het is bij nader inzien ook geen echte virgo lactans: weliswaar biedt ze gul – en zelfs met iets van trots – haar borst aan, maar aan wie? Eerder aan de beschouwer dan aan het kind, zou ik zeggen, want het kind op haar schoot taalt er niet naar. Het kijkt een beetje nors voor zich uit en van zogen is dus geen sprake. Het zit erbij voor spek en bonen, en het ziet eruit alsof dat het dat ook zo voelt.
Haar uitstraling heeft hoe dan ook weinig moederlijks.
Dat werpt toch een ander licht op dit schilderij, en op de verhouding tussen erotiek en lichamelijkheid enerzijds en religieuze symboliek anderzijds. Het heeft er alle schijn van dat in dit geval een religieus thema werd gebruikt als excuus voor een erotische afbeelding. Maar waarom dan dat zuinige mondje? Is het een realistische weergave van de mond van het model, of maakt het deel uit van de religieuze camouflage? Moest het Agnes, afgebeeld als de ‘Koningin des Hemels’, een schijn van kuise onaantastbaarheid verlenen?
Agnès Sorel was allesbehalve een kuise maagd: ze was de eerste officieel erkende koninklijke maîtresse, ze introduceerde de mode van het decolleté met ontblote schouder aan het hof, en schonk Karel VII vier kinderen. Er bestaat nog een ander portret van haar, waarop ze eveneens met ontblote linkerborst is afgebeeld – en met een minder geknepen mondje – maar dat is van later datum.

Dus hoe moet je dit schilderij nu bekijken: als een madonna, dat wil zeggen als een icoon, of als de afbeelding van een elegante, mondaine dame? In het eerste geval mag het zuinige mondje exemplarisch heten – symptoom van een opvatting over heiligheid en maagdelijkheid; in het tweede geval zegt het misschien iets over de persoon in kwestie. (Maar dan wijst het eerder op hooghartigheid of kieskeurigheid, zou ik zeggen).
Het is hoe dan ook een merkwaardig schilderij, waarin religieuze conventies en erotische interesses een uiterst ongemakkelijke combinatie vormen. Geen wonder dat het kindje op haar schoot zich buitengesloten voelt.

Over de auteur

Piet Meeuse