Literatuur voor de gebruiker

L

Shit! We hebben het weer eens niet in de gaten gehad: de revolutie heeft zich achter onze rug om voltrokken. Terwijl in de knusse republiek der letteren de ene mega-roman na de andere nog wordt toegejuicht, heeft niemand oog voor wat er inmiddels buiten schijnwerpers is gebeurd: een ongenode gast maakt zich op om het toneel te betreden.
De situatie is niet ongelijk aan die in de achttiende eeuw, toen poëzie en drama nog steeds golden als de hoogste vormen van literatuur. De eerste prozaromans waren allang geschreven, maar die golden niet als literatuur: dat was minderwaardige rommel. Toch ontwikkelde de roman zich tot het toonaangevende literaire genre van de volgende eeuwen.
Zo ook nu: terwijl iedereen met literaire ambities nog steeds kilo’s papier verknoeit om maar een roman te produceren, heeft het genre van de toekomst zich al lang en breed aangediend. En het sluit perfect aan bij een behoefte die zich steeds duidelijker manifesteert: de lezer wil geen verzinsels meer, maar echte, ‘uit het leven gegrepen’ verhalen. Welnu: dit genre is zozeer uit dat leven gegrepen dat het zelfs bio- en autobiografie ver achter zich laat en met zijn ongekend dwingende vorm zélf het leven dicteert.

Hoe oud het genre precies is, durf ik niet te zeggen. Later zal ongetwijfeld blijken dat het al eeuwen bestond, maar pas de laatste halve eeuw wordt het werkelijk op grote schaal beoefend. Zonder dat het overigens ook maar enige literaire belangstelling wekt.
Toch durf ik te stellen dat dit genre nu al kan bogen op een groter lezerspubliek dan enig ander. Dagelijks komen miljoenen mensen thuis met een gloednieuwe video, een magnetron, een cd-speler of een computer en met een nieuwsgierig ongeduld waarvan leesbevorderaars niet eens durven drómen storten ze zich allemaal op de gratis bijgeleverde literatuur: de gebruiksaanwijzing.
Geef ze eens ongelijk: waarom zou je twintig, dertig gulden of meer uitgeven aan een boek vol pure verzinsels als je tegenwoordig bij de eerste de beste computer een heel pakket boeken gratis krijgt – boeken die bovendien ook nog eens vol staan met nuttige tips en aanwijzingen betreffende alle wonderen die je kunt verrichten met de zojuist aangeschafte apparatuur? Je zou wel gek zijn!
De gebruiksaanwijzing, kortom, is bezig aan een opmars die onstuitbaar zal blijken. Nu poëzie alleen nog door dichters wordt gelezen en de roman door de film en de soap is achterhaald, wordt het hoog tijd om dit revolutionaire genre eens aan een serieuze analyse te onderwerpen. Hoe zit het in elkaar? Wat is het geheim van de gebruiksaanwijzing?

Hoewel er in het verleden wel pogingen zijn gedaan om de gebruiksaanwijzing op te vatten als een soort poëzie, bij wijze van ready made, is er veel meer voor te zeggen haar te beschouwen als een radicalisering van het verhaalconcept. De kern van elk verhaal is immers de handeling, en dat is ook waar het in de gebruiksaanwijzing om draait: zij beschrijft een opeenvolging van handelingen en moet dus als een soort verhaal worden beschouwd.
Maar het is een verhaal dat van alle overbodige opsmuk is ontdaan. Het kent maar één personage, en dat personage is doorgaans een ding, een gebruiksvoorwerp. Eenvoudiger kan het niet: dit uitgangspunt maakt alle vruchteloze en pedante psychologie die zoveel romans ontsiert in één klap overbodig.
Even radicaal is een andere innovatie: na al het geëxperimenteer met wisselende perspectieven en gegoochel met het tijdsverloop kiest de gebruiksaanwijzing voor één onveranderlijk perspectief en een strikt chronologische, puntsgewijze opbouw van de handeling. Ze begint gewoon bij het begin: het voorstellen van de hoofdpersoon in kwestie.
Dat geschiedt door middel van een plaatje: in plaats van ellenlange beschrijvingen te moeten doorworstelen, ziet de lezer in één oogopslag hoe de hoofdpersoon eruit ziet; alle onderdelen zijn genummerd en worden onder het plaatje op volgorde benoemd. Buitengewoon doeltreffend.
Direct daarna begint de handeling, en hierin schuilt wellicht de meest geniale vernieuwing die in de gebruiksaanwijzing is doorgevoerd. Want dit is het eerste genre dat werkelijk recht doet aan de rol die de lezer speelt. Sinds de receptie-esthetica werd ontwikkeld weten we dat de eigenlijke hoofdrol in elk verhaal toevalt aan de lezer. Hij is het die de personages tot leven wekt; wat ze ook doen, denken en beleven – het geschiedt door bemiddeling van de lezer die de tekst actualiseert.
Dit inzicht wordt in de gebruiksaanwijzing volledig benut. Zozeer zelfs dat de relatie tussen de lezer en de hoofdpersoon hier volledig transparant is gemaakt. En die moderne lezer – wat is dat voor iemand? Wie zou nog durven ontkennen dat hij bovenal een consument is, een gebruiker van apparaten? De hele dag is hij in de weer met magnetrons, computers, telefoons, faxen, auto’s, camera’s, smartphones enzovoort. Dus dat de gebruiksaanwijzing als hoofdpersoon een gebruiksvoorwerp kiest, getuigt van een realiteitszin waaraan de meeste schrijvers nog steeds niet toe zijn.
Bovendien wordt die lezer steeds expliciet in het verhaal betrokken: hij is de aangesproken persoon en de beschreven handelingen kunnen door hem niet alleen gelezen, maar ook uitgevoerd worden.
In verband daarmee is de gebruiksaanwijzing stilistisch van een betoverende eenvoud: de allesbeheersende stijlfiguur, als dat zo mag heten, is de gebiedende wijs. Ook dat is in de traditionele literatuur nogal ongebruikelijk, maar we moeten toegeven: hier doet ze wonderen. Alles wat in de literatuur tot dusver fictief en virtueel was, wordt in de gebruiksaanwijzing een reële optie door een uitgekookte toepassing van de gebiedende wijs.
Wat geen ander literair genre tot dusver heeft weten te bereiken, wordt hier klaargespeeld: de beschreven handeling kan in het gebruik van een (bijgeleverd) apparaat ook gerealiseerd worden. Dit type verhaal gebeurt echt en ter plekke. Daarmee is de gebruiksaanwijzing de eerste vorm van literatuur die de dromen van de lezer op volstrekt rationele wijze waar weet te maken.

Daar kan geen gedicht of roman tegenop, dat moge duidelijk zijn. Met de opkomst van de gebruiksaanwijzing beleven we de definitieve comeback van het realisme in een vorm die even doortastend als onweerlegbaar is.
Want laten we eerlijk zijn: in dit genre manifesteert zich een mensbeeld (en een wereldbeeld) dat oneindig veel meer up-to-date en to the point is dan wat de meest eigentijdse literatuur laat zien. (Zo streetwise als ze probeert te zijn, zo achterhaald is ze. Op straat spelen zich immers alleen nog achterhoedegevechten af: de romantische folklore van een achterstevoren opgezette honkbalpet, een overdadig gebruik van de woorden fuck en fucking en andere uit het ghetto geïmporteerde modes.) De toekomst wordt intussen gemaakt in stofvrije fabrieken: pragmatisch en effectief.
De gebruiksaanwijzing weerspiegelt de wereld die daar vandaan komt: de naakte werkelijkheid van de gebruiker. Deze avantgarde komt nu eens niet voort uit de schimmige theorieën van kunstenaars, maar uit de praktijk van het leven zelf. Onze verhouding tot toetsen en knopjes, schakelaars en beeldschermpjes is immers veel reëler dan dat treurige schimmenspel met onze soortgenoten, waarvan we na 4000 jaar literatuur nog steeds niets begrijpen?
Let ’s face it: wie kan zich nog een liefdesdrama voorstellen zonder telefoon met antwoordapparaat? Wat stelt het leven nog voor zonder autosleuteltjes, creditcards en pincodes? En wat is wanhoop zonder het juiste merk whisky? Onze emoties zijn door onze dagelijkse omgang met de media zo grondig versoapt dat niemand meer echt van onecht weet te onderscheiden. ‘Camp is ’t leven, anders niet.’ Afgekeken van de tv. De befaamde ‘diepten van de menselijke geest’ (ooit een van de succesvolste metaforen van de literatuur) zijn inmiddels planmatig volgestort met consumentenelectronica en wat is er dus logischer dan dat deze technische realiteit vroeg of laat haar eigen, passende literaire vorm zou vinden?
Een literatuur die ons rechtstreeks aansluit op het paradijs van de techniek – is dat, welbeschouwd, niet precies de literatuur die we in de toekomst nodig zullen hebben? Eén ding is zeker: het is in elk geval literatuur ‘waar een markt voor is’.

Ik geef toe: het is even wennen. De weerstand onder literaire schrijvers en lezers tegen de erkenning van de gebruiksaanwijzing als literair genre zal groot zijn. Maar het zal niet helpen: hun bezwaren zijn nu al door de tijd ingehaald.
Slecht geschreven? Gebrek aan drama? Geen psychologische diepgang? Ach, ach! Kunnen zulke negentiende-eeuwse bezwaren werkelijk opwegen tegen het directe profijt dat miljoenen lezers dagelijks uit hun lectuur trekken? Lezen verandert in snel tempo van een intellectuele, esthetische, in een zuiver praktische bezigheid en niemand kan toch ontkennen dat de gebruiksaanwijzing het enige genre is dat bij deze ontwikkeling aansluit.
Het is waar: de vormgeving is nog wat onbeholpen. Als kunstvorm staat ze inderdaad nog in de kinderschoenen. (Maar de ontwikkelingen gaan snel: er zijn al heel wat succesvolle varianten ontwikkeld. Denkt u maar aan de talloze bestsellende gidsjes die u wegwijs maken op een of ander gebied, van de belastinggidsen tot de boekjes over het Montignac-dieet – allemaal afgeleiden van het model van de gebruiksaanwijzing.) Literair gesproken blijft er nog veel te wensen over, zeker. Maar de schrijver die de tekenen des tijds verstaat, meldt zich morgen aan bij Philips, Siemens, Sony of Apple: de enige uitgevers met toekomst.

Wat zegt U? Geen kunst?
Neem me niet kwalijk, maar dat is werkelijk het zwakste argument dat er tegen in te brengen valt. U weet toch wel dat alle kunst geboren is, en wordt, uit techniek? Dat kunst en techniek eigenlijk hetzelfde zijn (namelijk een vorm van kunnen) en dat we tot een paar eeuwen geleden het onderscheid niet eens kenden? Of dacht u soms dat het schrift ooit door die Soemerische boekhouders is uitgevonden omdat ze zo nieuwsgierig waren naar die ‘diepten van de geest’?
Hallo! Wakker worden!

(Geschreven halverwege de jaren 90 als bijdrage aan een themanummer van De revisor)

 

Over de auteur

Piet Meeuse