Crapulië

C

 

De berichten over Crapulië zijn op de vingers van één hand te tellen. En ook niet allemaal even betrouwbaar. In sommige opzichten zijn ze ronduit met elkaar in tegenspraak. Dat maakt het moeilijk een goed beeld te krijgen van dat land – als je het zo noemen kunt, want zelfs dat is onzeker.
Ik zou er graag eens heen willen, maar dat is onmogelijk. Officieel bestaat het niet en niemand kan je vertellen waar het precies ligt. Laat staan hoe je er moet komen. Die paar mensen die beweren dat ze er geweest zijn, zeggen ook stuk voor stuk dat ze er per ongeluk terechtkwamen, en het is bovendien onduidelijk hoe en langs welke weg ze er weer uit teruggekomen zijn.

Neem nu de Russische astronaut-in-ruste Andrej Nikolajewitsj Prisjkin, die in augustus 1974 per auto op weg was naar een geheim trainingscentrum ergens in Siberië: ergens ten noorden van Omsk neemt hij een verkeerde afslag zonder het in de gaten te hebben. Hij rijdt een paar honderd kilometer door en komt midden in de Taiga zonder benzine te zitten. Hij gaat te voet verder en weet na twee dagen lopen een nederzetting te bereiken. Daar wordt hij gastvrij ontvangen en als hij de volgende morgen wakker wordt en zijn basis wil bellen, krijgt hij te horen dat er geen telefoon is, en dat hij zich in Crapulië bevindt.
Pas drie weken later duikt hij weer op bij een klein stationnetje langs de Transsiberische spoorlijn. Hij meldt zich telefonisch bij zijn militaire superieuren, wordt per helikopter opgehaald en als ze horen wat hij heeft meegemaakt, krijgt meteen een spreekverbod opgelegd. Aan ruimtereizen komt hij niet meer toe: hij wordt overgeplaatst naar Moermansk en pas in 1991, na de val van het communistisch bewind, wanneer hij met pensioen gaat, durft hij in een obscuur Petersburgs blaadje zijn verhaal te doen.
Dat heeft tot gevolg dat een onderwijzeres uit Stolichnaja, die dat blaadje toevallig onder ogen krijgt, nu ook haar ervaringen durft prijs te geven: ook zij blijkt in 1981 per ongeluk in Crapulië verzeild te zijn geraakt toen ze per Transsiberië-express op weg was naar Wladiwostok. Maar zij situeert Crapulië ergens in het grensgebied met China, waar haar wagon op een ochtend zomaar losgekoppeld blijkt te zijn van de trein, en langs een enkelspoortje, getrokken door paarden, Crapulië binnensukkelt. Haar medereizigers blijken allemaal verdwenen. Op drie na, die nu Crapuliërs blijken te zijn.
Haar verhaal en dat van de ex-astronaut baren enig opzien in de Russische pers, maar ze worden, temeer omdat ze elkaar op verschillende punten tegenspreken, niet serieus genomen.

En wat te denken van het feit dat de Argentijn Pedro Sarraglio Crapulië ontdekt beweert te hebben in Patagonië, waar hij met zijn sportvliegtuigje een noodlanding moest maken ‘ergens ten noorden van La Bajada’?
Dat was in 1985, en je zou denken dat dat toch over een heel ander land moet gaan, maar zijn beschrijvingen van de zeden en gewoonten, en de naam – Crapulia (de Russen spreken over Krapoelsk) – stemmen zo verbluffend overeen, dat ’toeval’ daarvoor een al te toevallige benaming wordt.
Temeer omdat de laatste melding van het bestaan van Crapulië uit Italië komt: in 1992 wordt de Italiaan Gianfranco Vatima op klaarlichte dag ontvoerd uit Turijn. Als hij een half jaar later weer opduikt in Brindisi, vertelt hij aan de pers een verhaal over zijn verblijf in Crapulië dat zo sterk doet denken aan de ervaringen van de andere drie, dat we moeten aannemen dat Crapulië bestaat uit mysterieuze enclaves in de ons bekende wereld, die over de hele wereld verspreid liggen.

Ik heb hier de berichten in chronologische orde vermeld, maar zelf las ik voor het eerst over Crapulië in de Gazeta Napolitana, dat wil dus zeggen: het verhaal van Gianfranco Vatima. Ik nam onmiddellijk contact op. Wij correspondeerden uitvoerig over de zaak, en twee maanden later hoorde Gianfranco, via de Russische vrouw van zijn oom Enrico, van de Russische ontdekking van Crapulië. Dat was natuurlijk erg verwarrend en het werd nog vreemder toen ik zelf verleden jaar in Argentinië hoorde dat Crapulië ook daar was ontdekt! Toen begon ik te vermoeden dat Crapulië een wereldwijd fenomeen is en sinds die dag heb ik alles in het werk gesteld om in contact te komen met de verschillende getuigen.
Dat kost veel tijd en het is niet eenvoudig. Alle getuigen hebben de ervaring opgedaan dat hun verhaal niet serieus wordt genomen. Daarom praten ze er niet graag over. Maar sinds het me gelukt is er een paar te vinden en ze met elkaar in contact te brengen, is me gebleken dat hun wederwaardigheden – hoe verschillend ook, en in welke delen van de wereld ook gesitueerd – op essentiële punten opmerkelijk overeenstemmen.
Inmiddels kan ik, Samuel Borregaard, werkzaam bij het Nederlands consulaat in Napels, mij de beheerder noemen van het eerste Internationale Crapulië-archief (ICA). Mijn netwerk van getuigen groeit langzaam maar zeker, en daarmee ook de kennis van Crapulië. Het wachten is op nieuwe meldingen.

***

Intussen kan met een redelijk grote mate van zekerheid het volgende over Crapulië worden gezegd: het is een land, of beter: een samenleving, waar niets verboden is.
Het eerste dat alle argeloze bezoekers van Crapulië overkomt is dan ook, dat ze beroofd worden van al hun bezittingen – tot en met hun kleren. Maar ‘beroofd’ is niet het juiste woord: het geschiedt namelijk op uiterst vriendelijke wijze. Als ze daarbij op weerstand stuiten, zijn de Crapuliërs daarover zeer verbaasd. In het ergste geval gaan ze over tot luidkeels lachen (dit is een van de gecompliceerdste dingen in Crapulië: het lachen heeft er een totaal andere functie dan in de rest van de wereld. Ik kom daar op terug).
Het schijnt dat Crapulië zijn naam ontleent aan de merkwaardige ‘staatsvorm’, als je dat zo noemen mag. Ik leid dit af uit het feit, dat hun hoogste ‘gezagsdrager’ de titel ‘Crapuul’ draagt. Het Crapuul regeert slechts zolang er door de Algemene Volksvergadering niet iemand anders tot Crapuul wordt benoemd. Dat kan ieder moment gebeuren. Hun politieke systeem is namelijk gebaseerd op verachting: slechts diegenen die algemeen veracht worden, maken een kans tot Crapuul benoemd te worden. Het is een ‘eer’ die alle Crapuliërs vrezen. Zij weten dat weigeren geen optie is, en dat het eigenlijk een veroordeling inhoudt. Want ‘regeren’ betekent in Crapulië uitsluitend: alle belachelijke ceremoniële taken vervullen die een staatshoofd te vervullen heeft. Werkelijke macht hebben de Crapulen niet – sterker nog: zij mogen absoluut niets, behalve hun openbare functie vervullen. Zij zijn wat dat betreft misschien enigszins te vergelijken met de monarchen in de moderne westerse wereld: ze zijn de gevangenen van de gemeenschap.
In Crapulië mag dus alles, zolang je het maar beleefd vraagt. Iemand die je een vriendelijk verzoek doet iets weigeren wordt als een belediging opgevat, en zelfs als een vergrijp. Dat heeft tot gevolg dat persoonlijk eigendom daar niets betekent, omdat je geacht wordt alles af te staan zodra iemand je erom vraagt. Alles verandert dus voortdurend van ‘eigenaar’.
De Crapuliërs uiten hun wensen leefd, maar zonder enige terughoudendheid. Daaruit zijn die ‘berovingen’ te verklaren. De enige juiste reactie – maar daar kom je pas na verloop van tijd achter, zoals Andrej Prisjkin vertelde – is om glimlachend te voldoen aan hun wens, maar er dan meteen een wens jouwerzijds aan te koppelen die even ver gaat, of verder. Dus als een Crapuliër de wens uit, je horloge te bezitten, dan sta je het met genoegen af en vraagt beleefd om zijn fraai geborduurde muts, of zijn zilveren gesp. Zijn de verlangens onevenredig, dan volgt een onderhandeling, die uitmondt in een ruil, of (in zeldzame gevallen) in het afzien van beider wensen.
De Crapuliërs weten dat elders in de wereld andere regels en normen gelden, maar juist daarom vertonen ze zich zelden buiten hun Crapulische gemeenschap. Ze zijn absoluut niet geïnteresseerd in de rest van de wereld, en als ze zich, om wat voor reden ook, noodgedwongen buiten Crapulië ophouden, zullen ze hun ware identiteit nooit verraden. Ze keren altijd zo snel mogelijk terug. Ze leven het liefst in hun eigen, geïsoleerde gemeenschap en onderhouden geen verbindingen met de buitenwereld: telefoon, fax, televisie of internet – ze vinden het overbodige onzin. Zelfs posterijen bestaan niet in Crapulië. Ze onderhouden alleen directe, persoonlijke contacten. Dat verklaart onze onbekendheid met Crapulië, en het feit dat tot dusver nog niemand vanuit Crapulië heeft bericht. Dat is eenvoudig onmogelijk: er bestaan geen communicatielijnen.

Ook op seksueel gebied kent de Crapuliër geen remmingen: het huwelijk bestaat er niet en zoals op ieder ander gebied zijn ook op dat van de seksuele genoegens de wetten van de vrije markt doorslaggevend: de principes van de vrije markt lijken in Crapulië overal van toepassing. Waar hun verlangens botsen dient eenvoudig onderhandeld te worden. De Russische onderwijzeres ondervond al snel dat bijna iedereen met haar naar bed wilde. Na drie uiterst moeilijke dagen begreep ze dat zij, om zich te handhaven, haar ‘marktwaarde’ genadeloos moest uitbuiten. Voor een zoen kon je veel gedaan krijgen, ontdekte ze, en voor een tongzoen vrijwel alles. Soortgelijke ervaringen meldde Gianfranco: omdat geld geen enkele rol speelt in Crapulië moest hij zich prostitueren om zijn zin te krijgen. Maar dat is in Crapulië absoluut geen schande. Schandelijk is alleen elke poging om een ander je wil op te leggen.

Een van de ironische gevolgen van de aanpassingsproblemen die de ontdekkers van Crapulië ondervonden was, dat zij allen binnen de kortste keren kansrijke kandidaten waren om tot Crapuul benoemd te worden. En allen zijn het voor kortere of langere tijd ook geweest. Dat is blijkbaar de manier waarop Crapuliërs bij voorkeur met vreemdelingen afrekenen: ze zadelen ze op met de ‘hoogste functie’ in hun gemeenschap, die kennelijk vooral bestaat uit het bieden van vermaak. En, zoals de Argentijn Sarraglio vertelde, dat is bepaald geen pretje, omdat je als Crapuul voortdurend het mikpunt bent van de algemene spot. Ze zetten je op een troon, hangen je een schitterend geborduurde mantel om en een soort uitzinnig versierde zotskap, en laten je de hele dag krankzinnige rituelen uitvoeren, waaraan ze zelf de grootste pret beleven. Het protocol is genadeloos: bij alles wat je doet of zegt, word je collectief uitgefloten of uitgescholden. Of ze lachen zich slap. Deze zittingen duren de hele dag, en vormen het hoogtepunt van het Crapulische gemeenschapsleven. Op andere dagen mijdt iedereen je als de pest.
Prisjkin sprak zelfs het vermoeden uit dat de benoeming tot Crapuul in feite onderdeel uitmaakt van een doortrapt soort vreemdelingenbeleid: wie tot Crapuul is benoemd wil niets liever dan zo snel mogelijk wegwezen, en zodra een opvolger is benoemd – onveranderlijk een nieuwe vreemdeling – nemen vrijwel alle ex-Crapulen dan ook de benen en vinden na kortere of langere tijd de weg terug naar de hun vertrouwde wereld. Zo rekent Crapulië af met allen die er per ongeluk verzeild raken. Sarraglio meent ook dat echte Crapuliërs zelden of nooit tot Crapuul benoemd worden. De ware Crapuliër houdt zich gedeisd en acht het een erezaak om nooit enige officiële functie te bekleden.

***

Dit alles leidde aanvankelijk tot het vermoeden dat de verspreide Crapulische gemeenschappen waarvan het bestaan nu moet worden aangenomen, zich alleen kunnen handhaven in afgelegen streken en dankzij een doortrapt systeem van geheimhouding en mimicry: wanneer Crapuliërs zich buiten hun eigen gemeenschap wagen en noodgedwongen verkeren in ander gezelschap, zullen ze zich altijd voordoen als gewone Argentijnen, Italianen, Russen of Chinezen. Pas wanneer ze onder elkaar zijn, geven ze zich ongeremd over aan hun eigen zeden en gebruiken. Waarbij de institutie van het Crapuulschap dient om indringers en vreemdelingen zo snel mogelijk kwijt te raken. De vernederende ervaring van het bekleden van deze ceremoniële ‘functie’ heeft er waarschijnlijk lange tijd voor gezorgd dat de slachtoffers na hun terugkeer geen ruchtbaarheid gaven aan hun verblijf bij de Crapuliërs: de herinneringen daaraan waren te pijnlijk.

Maar sinds kort zijn er aanwijzingen dat er meer van zulke gemeenschappen bestaan dan de tot dusver bekende. Het is zelfs mogelijk dat er geheime Crapulische enclaves te vinden zijn in het hart van de beschaafde wereld. Daarop zouden de mededelingen van de Parijzenaar Jean-Claude Neuilly kunnen duiden, die mij onlangs telefonisch op de hoogte bracht van het bestaan van de SSC – officieel een organisatie voor christelijke sociale zorg (Sécurité Sociale Chrétienne), wat echter een dekmantel zou zijn voor een Société Secrète Crapulien. Hij beweert in het veertiende arrondissement enkele bijeenkomsten te hebben bijgewoond die ‘verrassende overeenkomsten’ vertoonden met door andere getuigen beschreven rituele ceremonies.
Dit moet nader onderzocht worden. Als dit waar is, dan zou dat kunnen betekenen dat Crapulië niet langer gelokaliseerd kan worden in in afgelegen, geïsoleerde gemeenschappen, maar inmiddels ook geïnfiltreerd is in de ons bekende wereld, in onze eigen moderne samenleving. Ik moet bekennen dat ik dat een verontrustende gedachte vind. Wat zich aanvankelijk voordeed als een interessant, exotisch fenomeen, gefundenes Fressen voor antropologen, zou zich ongemerkt ontwikkeld kunnen hebben tot een clandestiene, in het duister opererende sekte. Ongeveer – maar ik opper dit met een zekere schroom – zoals de maffia zich op slinkse wijze in het internationale bedrijfsleven heeft genesteld en onze economie vergiftigt.

Zoals ik zei: dit verdient nader onderzoek. Maar sinds kort is er iets veranderd. Twee weken geleden achtte ik de tijd rijp om met de resultaten van mijn onderzoek naar buiten te treden, en gaf een interview aan een Italiaanse krant. Daarin maakte ik onder andere melding van de bevindingen van de heer Neuilly met de SSC als dekmantel voor Crapulische activiteiten. Na publicatie van dat interview ontving het ICA een anonieme brief, waarin ik op niet mis te verstane wijze word gemaand mijn onderzoek te staken. De heer Neuilly is al dagenlang onbereikbaar, en zijn vrouw heeft me gisteren laten weten dat hij is ondergedoken.

Zojuist vernam ik dat Gianfranco Vatima in een interview met Der Spiegel al zijn eerdere beweringen heeft ingetrokken en mij beschuldigt van leugens en complottheorieën. Mijn somberste vermoedens lijken bewaarheid te worden: Crapulië is minder onschuldig dan het lijkt. Het wenst geen pottenkijkers.
Ik vrees dat verdere naspeuringen moeilijk gaan worden. Dat is de reden waarom ik mijn bevindingen tot nu toe hier heb samengevat, in de hoop dat, mocht dat noodzakelijk blijken, anderen mijn werk kunnen voortzetten. Veiligheidshalve heb ik het archief met alle getuigenverklaringen voorlopig ondergebracht op een geheim adres. Nieuwe getuigen roep ik op zich te melden op deze website: www.crapuliaiseverywhere.org

Over de auteur

Piet Meeuse