De laatste proefrit

D

 

Ik geef toe: het was een obsessie. Van jongsaf aan was ik gek op alles wat maar rijden of glijden kon. Mijn hele leven stond in het teken van de moeiteloze mobiliteit – ik kreeg er nooit genoeg van en moest alle voertuigen uitproberen. Proefritjes maken was mijn lust en mijn leven. Je kunt het zo gek niet verzinnen of ik heb erin gereden: van de meest antieke karren, koetsjes en rijtuigen tot en met de laatste modellen sportwagens. En ik streefde naar volledigheid: alles op wielen, kan ik rustig zeggen, heb ik beproefd.
Daarom concentreerde ik me de laatste tijd op sleeën: arresleeën, bobsleeën, hondesleeën – ik heb de sensaties van de glijdende voortbeweging in alle denkbare varianten aan den lijve ervaren, en ik dacht al dat ik zo’n beetje alles gehad had, toen iemand me attent maakte op de braadslee. Of ik wel eens een ritje in een braadslee had gemaakt?
Ik moest bekennen van niet – en vanaf dat moment stond een ritje in een braadslee boven aan mijn lijstje. Ik begreep dat er haast bij was: voordat ook de braadslee voorgoed achterhaald zou zijn door de wilde galop van de vooruitgang en geruisloos zou verdwijnen in het schimmenrijk van de vergeten vehikels, wilde ik ten minste éénmaal de sensatie van een ritje in een braadslee meegemaakt hebben.

Je moet er wel wat voor overhebben: het bleek nogal wat voorbereiding te vergen. Maar zou dat de onderneming geen extra glans geven? Zonder twijfel! Dus onderwierp ik me geduldig aan de uitvoerige behandeling die aan de rit voorafgaat: zorgvuldig geprepareerd, ingevet en voorzien van alle benodigdheden mocht ik ten slotte in de slee plaatsnemen, met allerlei lekkers voor onderweg.
Daar ging ik dan, eindelijk!
In het begin had het iets van een ritje door een spookhuis op de kermis: met veel geraas vertrokken we het donker in. Maar al gauw werd het stil – op een zacht, geheimzinnig suizen na, ten teken van de onwaarschijnlijke snelheid waarmee we een onbekende bestemming tegemoet gleden. Een tijdlang zag ik geen hand voor ogen, maar toen ik aan de duisternis gewend was, doemden daaruit de contouren op van een wereld die geen enkel ander voertuig mij tot dusver had geopenbaard.
Wat een wonderlijke sensatie: anders dan alle andere vormen van vervoer voert de braadslee je een wereld binnen waarvan ik niet wist dat die bestond. Een wereld die als het ware het product is van haar bovennatuurlijke snelheid, een wereld die wordt uitgezweet door de passagier zelf, want het werd heter en heter. Hoe moet je dat beschrijven? Alles wat ik waarnam leek fel gloeiende en vloeibare vormen aan te nemen – ik doorkruiste onbestaanbare landschappen met schroeiende rotswanden, die het volgende moment als schuimende golven stuksloegen op een strand van dieprode fluweelachtige… – ach nee: het is niet te doen. Elk woord dat in je opkomt om deze dingen te benoemen barst onmiddellijk open in tien andere, knetterend en bruisend van een ongekende energie.
Ik kan alleen maar zeggen: ik wist niet dat ik het in me had.
In een laaiende hitte barstte het ene vergezicht na het andere borrelend en sissend open, schitterende architecturen verrezen in een oogwenk tegen een berghelling die twee seconden later in een felle zweepslag weggolfde, waaruit lawines van gloeiende lava… Neenee… Fonteinen van stoom en vuur, majestueuze koepels van glinsterend zout – ach, het is niet te beschrijven: alles vertoonde zich in schuimende, gistende gestalten, blonk een ogenblik in verbluffende scherpte en stroomde dan weer weg. Wat hard en scherp was verkruimelde, smolt, barstte open in duizenden blaasjes en verdampte in goddelijke geuren, terwijl het zachte en vloeibare plotseling stolde in gepolijste, hoekige vormen. Wat een verschroeiende luister, en wat een duisternis!

Het is voorbij. Het is gebeurd – dat is alles wat ik ervan zeggen kan. Ik begrijp nog steeds niet wat me is overkomen: dit ritje heeft mij voorgoed veranderd. Eindelijk ben ik definitief uitgereden, uitgegleden en tot rust gekomen. Laat mij maar. Onder de knapperige korst van ervaringen die ik aan dit ritje heb overgehouden ben ik door en door gaargestoofd en volkomen doordrongen van wat het betekent de gebraden haan uit te hangen.

Over de auteur

Piet Meeuse