De spin

D

 

Vrije tijd, dat is het ergste. Als hij vrij is, weet hij zich geen raad met zijn poten: hij rent maar wat rond langs plinten en muren, maakt een haastige, verwarde indruk. Weet niet waar hij het zoeken moet. Is de draad kwijt.
Maar is hij eenmaal aan het werk, dan weet hij weer waar zijn poten toe dienen. Spelenderwijs laat hij ze hun verfijnde arbeid verrichten: luchtig en trefzeker betokkelen ze de draad waaraan hij hangt, ze spelen hem tevoorschijn zoals een strijkje een wegwaaiende melodie produceert, met geconcentreerde en toch soepelvloeiende bewegingen.
Een jongleur en een acrobaat is hij, zwaaiend aan zijn draad door de lege ruimte. Hoewel hij niet kan vliegen, voelt hij zich het lekkerst in de lucht. Alleen een spin weet wat dat is: vrij in de lucht hangen en spinnen aan je eigen soepele en taaie draad. Je ziet wel waar je uitkomt. Geen zorgen: komt allemaal goed.

Blindelings vertrouwt de spin op zijn creatieve instincten en na een dag werken heeft hij zijn ragfijne constructie klaar. Ook in de onmogelijkste omstandigheden tovert hij zijn web tevoorschijn: tussen wiegende takken, onder dakgoten, of van een vermolmde balk naar de roestige tand van een hooivork.
Na gedane arbeid wandelt hij op zijn gemak door zijn luchtige domeinen, test de stevigheid van de draden nog eens en controleert links en rechts de verbindingen: perfect. Hier, in zijn zelfgeschapen territorium, zijn hangende dwaaltuin, voelt de spin zich heer en meester.

Tijdens het werk heeft hij geen ogenblik aan zijn prooi gedacht. Hij is volledig opgegaan in zijn constructies en pas als hij klaar is en wat uitrust, kijkt hij soms met verachting naar dat rondzoemend gespuis, die vliegende chaoten. Kleine drukteschoppers, die niets presteren.
Ha! Laat ze maar komen. Hij, de visser van het luchtruim, heeft zijn netten gespannen en in een hoekje van zijn web zit hij op zijn gemak te wachten tot ze zich met al hun opschepperige drukte verstrikken in zijn draden.
Onmiddellijk wordt hij gewaarschuwd via zijn uiterst gevoelige netwerk, waarin de minste trilling zich razendsnel voortplant. Maar hij rukt niet meteen uit. Welnee. Helemaal niet nodig: laat ze zich eerst maar lekker vastwerken met die razende vleugeltjes waar ze zo trots op zijn. Straks, als ze het hebben opgegeven, gaat hij wel eens kijken. Als hij trek krijgt.

De vangst interesseert hem eigenlijk maar matig. Dat gaat immers vanzelf? Dat is het werk niet. Zijn werk, dat elastische luchtkasteel dat hij iedere keer uit het niets weet te scheppen, dat is zijn trots. Spinnen is zijn lust en zijn leven: deinen aan je draad op een zuchtje lucht en je architecturen spannen door de ruimte.
Hij spint zijn web omdat hij het niet laten kan. Zo simpel is het. En dat dat af en toe een voortreffelijke maaltijd oplevert, bewijst alleen maar dat de natuur zijn werk op waarde weet te schatten.

Over de auteur

Piet Meeuse