Het verhaal van de cactus

H

 

Ja, je kan nou wel zeggen, ach mens, waar heb je ’t over? Maar ik weet toevallig precies waar ik het over heb. Die cactus, daar was verleden week nog niks mee aan hand, en moet je nou eens kijken! Dat is toch geen gezicht? Hier, die hele rij stekeltjes is naar de ratsmodee! Dat bedoel ik. Da’s toch niet normaal? Hoe krijgt ze ’t voor mekaar! Een paar weken geleden hebtie nog gebloeid, want ik zorg d’r goed voor, al zeg ik het zelf en ik krijg ze elk jaar wel een keer in bloei. Maar nou… je ken het niet aan een ander overlaten, dat zie je maar weer. Ben ik een paar dagen weg en moet je nou eens zien! Dat is toch geen gezicht… Ik vin’ t zóó treurig! Hoe komt zoiets nou? Heb ze ‘m laten vallen? Maar je gaat zo’n plant toch niet optillen? En van z’n eigen valt ie ook niet van de vensterbank, toch?
Ja, jij denkt natuurlijk, mens, waar maak je je eigen druk om? Maar die cactus, daar ben ik toevallig trots op, die heb ik al zo lang en hij doet het zo goed! Ik weet nog dat Kees ermee aankwam en dat ik dacht: man, wat moet ik nou met een cactus? Maar ja, je ken ‘m moeilijk weggooien toch? Dat doe je niet, dus dat ding dat staat daar en je raakt er van lieverlee toch aan gehecht, hè. Dan zien ik die cactus staan en dan denk ik, ja jongen, je moest eens weten hoe vaak ik nog aan je denk, weet je wel? Want hij bedoelde ’t goed, natuurlijk. En mot je nou es kijken… Ik ken wel janken.
Ik zeg nog tegen d’r: die cactus, daar heb je geen omkijken naar. Die heb niks nodig… Zou ze d’r hond soms meegenomen hebben toen ze hier de plantjes kwam doen? Ze heb zo’n grote labrador, weet je wel, en misschien heb die met z’n staart een zwieper tegen die cactus gegeven – je weet het niet. Zou kunnen, toch? Ik vin ’t niks, honden. Die beesten hebben geen fatsoen, die letten nergens op. Als ze hier komen met zo’n beest dan zeg ik altijd: laat ‘m maar op de gang, daar ken ie geen kwaad. Maar ja, als je d’r zelf niet bent, dan weet je niet wat er gebeurt, he?
Dat doen ik dus niet meer hè, haar vragen of ze m’n plantjes wil verzorgen als ik een tijdje weg ben. Ammenooitniet. Dat was eens maar nooit weer! Ik heb er maar niks van gezegd, maar ik zag ’t meteen. Ik kom binnen en ik denk, hé! wat heb ze met m’n cactus gedaan?
Wist je trouwens dat Kees een oogje op me had? Nee hè? Natuurlijk niet. Ik heb ’t zelf ook nooit geweten, eerlijk waar niet! Z’n zuster heb ’t me verteld, na z’n begrafenis. Ik zeg: nee toch, hoe ken dat nou? Ik heb er nooit iets van gemerkt! Wel dat ie altijd aardig tegen me deed, maar da’s toch iets anders, niet? Maar zij wist het zeker; hij had het ‘r zelf verteld. Nou ja, ik wist niet waar ik kijken most, dat snap je, en ik moest natuurlijk gelijk aan die cactus denken. Dattie daarmee aankwam, en dat ik zei: Ho, waar heb ik dat aan te danken? En dattie toen zei: Nou, gewoon, jij heb toch van die groene vingers? Dat zeidie. Maar dat heb ik haar niet verteld hoor, want ik schaamde m’n eigen dood… Kees, die onnozelaar! Je kent ‘m toch? ’t Was een beste vent, hoor, en sinds Willem dood is, deed ie af en toe een klusje voor me, je weet wel, van die dingen die een vrouw alleen niet ken, met elektrisch en zo, of een tak afzagen in de tuin. En dan bracht ie soms een paar eitjes mee, van z’n kippen. Maar een beetje simpel, weet je wel. Toen Willem nog leefde, zei die altijd: Kees is een beetje onnozel, die komt nooit aan de vrouw. En zeg nou zelf: wie komt er nou zomaar met een cactus aanzetten? Maar toch, het was wel lief van ‘m. En hij heb schitterend gebloeid, al zeg ik het zelf.
Willem, die interesseerde z’n eigen helemaal niet voor planten. Die was allenig maar met z’n motors bezig. En nou zijn ze allebei dood. Zo gaat dat. Maar eerlijk is eerlijk: d’r gaat best wel eens een week voorbij dat ik niet aan Willem denk, maar as ik naar die cactus kijk, dan mot ik altijd effen aan Kees denken – vooral sinds die ook dood is, dat wèl. En daarom gaat het me aan m’n hart als ik zie hoe die d’r nou bij staat… Ik weet echt niet of dat nog goed komt. Dat stomme mens met d’r labrador!

Over de auteur

Piet Meeuse