In de grondverf

I

‘Weet je wat ik ga doen als ze het uitmaakt?’ vraagt mijn maat aan me. We zijn bezig om een kozijn in de grondverf te zetten, vijf verdiepingen hoog, op de steiger. Ik was even afgedwaald met mijn gedachten, omdat hij me al tien minuten lang aan het doorzagen is over de ruzie met zijn vriendin Alice.
‘Nou – wat dan?’ vraag ik, terwijl ik een mooie, lange streek maak, precies langs de rand van het kozijn.
‘Dan neem ik ontslag en ga ik een reis boeken.’
‘Goed idee,’ zeg ik, en doop mijn kwast in de pot. ‘Waarheen?’
‘Naar uh… hoe heet het… Oklahoma.’
Ik kijk opzij, maar hij blijft strak voor zich kijken.
‘Wat ga je daar dan doen?’
‘Niks. Ik huur een auto en ik rij me te pletter…’
‘Maar waarom in Oklahoma?’
‘Waarom niet? Oklahoma is prima. Daar zal ze van opkijken, als ze het hoort.’
Nu leg ik verbaasd mijn kwast weg.
‘Dus je doet het voor haar?!’
Hij klinkt duidelijk geïrriteerd als hij zegt: ‘Ja, voor wie anders?!’
Ik snap het niet.
‘Luister,’ zeg ik, terwijl ik opsta uit mijn geknielde houding. ‘Ten eerste: als je je te pletter wilt rijden, oké. Maar daar hoef je geen ontslag voor te nemen. Ten tweede: waarom dan helemaal naar Oklahoma? Ten derde: waarom zou je het voor haar doen? En ten vierde: als je het met alle geweld voor haar wilt doen, dan weet ik wel betere manieren om wraak te nemen.’
‘O ja?’ zegt hij. ‘Welke dan?’
‘Meteen een andere vriendin nemen! En zorgen dat ze het te weten komt.’
‘Maar ik wil helemaal geen andere vriendin! Godverdomme, heb je dat nou nog niet begrepen?’
Ik zwijg. ‘t Is een goeie jongen, Tom, maar eigenwijs hè? Een goed advies aannemen van een ander – ho maar! Nou, hij zoekt het maar uit.

Ik pak mijn kwast weer op en probeer aan iets anders te denken. Maar het blijft me dwarszitten. Ik ben er nooit geweest, maar ik zie het steeds voor me: Tom, die met een verbeten smoel in zijn gehuurde Chevrolet over de eindeloos rechte wegen van Oklahoma rijdt – wanhopig op zoek naar een bocht om eruit te vliegen, of een afgrond om in te storten… Ik krijg het niet uit mijn gedachten. Ik wind me erover op. Mijn handen trillen. Ik mors met de verf.
‘Shit!’
Op dat moment wordt achter mijn raam een gordijn opengeschoven. De vrouw die dat doet, trekt vervolgens het raam open. Ze is een jaar of dertig, schat ik, en draagt een diep uitgesneden, verschoten blauw t-shirt en een spijkerbroek.
‘Goeiemorgen,’ zegt ze. ‘Neem me niet kwalijk dat ik me ermee bemoei, maar jullie praatten daarnet zo hard dat ik wel moest luisteren. Was jij dat, die een reis naar Oklahoma wou boeken?’
Ik schud mijn hoofd en wijs op Tom.
‘Nee, hij.’
‘Tjesus, wat toevallig! Weet je dat ik morgen zelf naar Oklahoma vlieg? Ik heb daar familie wonen…’
‘Fijn voor je,’ zegt Tom schor.
‘Maar wat ik wou zeggen,’ gaat ze verder, ‘als ik jou was, zou ik het zelf uitmaken met die vriendin van je.’
‘Bemoei je met je eigen zaken,’ mompelt Tom. Hij bloost.
Ze buigt zich zo ver naar buiten dat ik een fraai inkijkje krijg in haar t-shirt.
‘Nee, echt. Ik meen het! Dat verhaal van jou komt me zó bekend voor… En geloof me, ik heb verstand van die dingen. Het is m’n vak, weet je.’
Tom doet of hij al zijn aandacht nodig heeft bij de linker bovenhoek van zijn kozijn.
‘Hoe heet je?’ vraagt ze.
‘Gaat je niks aan,’ bijt hij haar toe.
‘Kom op, Tom,’ zeg ik. ‘Luister naar het gratis advies van een vakvrouw.’
‘Als hij niet over Oklahoma was begonnen,’ zegt ze tegen mij, ‘dan had ik me er echt niet mee bemoeid, hoor. Maar zeg nou zelf: dat is toch… dat kan toch geen toeval zijn? Dat is een téken! Dus ik denk: daar moet je iets mee… ‘
Ik knik. Niet dat ik in dat soort tekens geloof, maar ik ben blij dat zij zich ermee bemoeit.
‘Er is trouwens geen bal te beleven in Oklahoma. Dus je bent gek als je daarheen gaat, Tom. Of heb je daar soms ook familie?’
Tom schudt zijn hoofd, met een strak gezicht. Zonder haar aan te kijken bestrijkt hij zijn kozijn met de grijze grondverf.
‘Hebben jullie zin in koffie?’ vraagt ze.
‘Nou, graag,’ zeg ik. ‘Als het niet te veel moeite is…’
Het is de eerste keer bij deze klus dat een bewoner ons koffie aanbiedt. Niet dat het nodig is, want we maken zelf koffie in de keet beneden, maar een beetje afleiding is altijd welkom.

Als ze naar binnen verdwenen is, valt Tom tegen me uit:
‘Waar bemoeien jullie je mee, verdomme!’
‘Kom nou! Je bent er toch zelf over begonnen?’
Dat kan hij moeilijk ontkennen.
‘Maar dat wijf,’ sist hij, ‘wat heb zij er mee te maken?!’ ‘
‘Wees blij, man!’ zeg ik. ‘Een vrouw heeft veel meer kijk op zulke dingen. Daar moet je gebruik van maken. Vraag ’r eens waarom ze denkt dat je het uit moet maken.’
‘Maar ik wil het helemaal niet uitmaken! Zij wil het uitmaken!’
Gottegot! Ik begin het goed zat te worden, dat gezeur.
‘En wat wil jij nou eigenlijk? Hè?!’
‘Ik wil helemaal niks. Alleen dat ze ophoudt met aan m’n kop zeuren over van alles en nog wat…’
Daar kan ik in komen. Mijn ex kon er ook wat van. Ik heb het uitgemaakt, maar niet daarom. Ik kon niet tegen die katten van haar, en zij wilde ze niet wegdoen.
Mijn kozijn is klaar. Ik strijk mijn kwast af aan de rand van de pot.
‘Laat haar toch lekker zeuren, man! Dat doen ze allemaal. Ik geloof trouwens niet dat ze het uit zal maken.’
Dat laatste zeg ik om hem gerust te stellen, maar het helpt niet echt.
‘Waarom zègt ze dat dan?’
‘Om jou op je zenuwen te werken natuurlijk! Ze kent jou. Ze weet dat je daar niet tegen kunt.’
Dan verschijnt de vrouw weer aan het raam.
‘De koffie is klaar. Stap maar even binnen, hoor. Jullie hebben toch geen verf aan je schoenen?’
Even later zitten we in een lichte, schone, moderne keuken.
‘Kijk,’ zegt ze tegen Tom, terwijl ze een fotoalbum op de keukentafel openlegt.
‘Dit is mijn zuster, in haar tuin in Oklahoma.’
Tom knikt gedwee. Ik kijk naar haar, zoals ze over de keukentafel gebogen staat en haar krullen wegstrijkt achter haar linkeroor. Ze bevalt me. Zou ze een vent hebben? Ze slaat een blad om en wijst op een landschapsfoto.
‘En zo ziet het er daar uit – zie je wel?’
Net wat ik dacht: zo plat als een pannekoek en graanvelden zover het oog reikt.
‘Het enige wat je daar mee kan maken,’ zegt ze, ‘is een tornado. Die zijn er elke zomer wel een paar, en als je pech hebt, blaast die je hele huis weg…’
Ik drink mijn koffie en als ze mij aankijkt, knik ik met een glimlach.
‘En u gaat uw zuster dus opzoeken, morgen?’
‘Ja. Ze is net gescheiden van haar man, ze heeft het moeilijk. Dus ik heb een paar weekjes vrij genomen om haar een beetje op te monteren.’
Dan zegt Tom ineens: ‘Sorry dat ik daarnet zo bot reageerde, mevrouw. Ik uh…’
‘Geeft niks, joh,’ onderbreekt ze hem. ‘Ik snap het wel. Ik wilde me er ook helemaal niet mee bemoeien, maar toen ik hoorde dat je naar Oklahoma zou gaan…’
‘Dat zei ik zomaar,’ werpt Tom ertussen. ‘Het was het eerste wat in me opkwam, ik weet ook niet waarom…’
‘Zie je wel!’ roept ze enthousiast. ‘Zo gaat dat! Je weet niet waarom, maar als je dat niet gezegd had, dan zat je hier nu niet koffie te drinken. Dat zijn van die dingen die een leven opeens een onverwachte draai kunnen geven.’

De logica van die opmerking ontging mij op dat moment, eerlijk gezegd. Maar ik moet nu toegeven dat ze gelijk had. Want een maand later, toen ik voorzichtig informeerde hoe het met zijn verkering stond, vertelde Tom me dat hij het uitgemaakt had.
‘O ja? Maar ik dacht…’
Hij lachte.
‘Ja. Weet je nog dat we een keer koffie dronken bij dat mens dat die foto’s liet zien van Oklahoma?’
Ja, dat wist ik nog.
‘Nou, ik weet nu dat ze Alexandra heet, en dat ze psychotherapeute is. En dansen dat ze kan! Fenomenaal!’
Mijn mond viel open.
‘Hoe weet je dat?’
‘Sinds twee weken zitten we samen op salsa-dansen,’ zei Tom met een brede grijns. ‘Met dank aan Oklahoma. Kijk uit, je druipt!’

Over de auteur

Piet Meeuse